the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Mattheüs 14
1 In dien tijd kwam het gerucht van Jezus tot den viervorst Herodes,2 en hij zeide tot zijne dienaren: Deze is Johannes de Doper; hij is van de doden opgestaan, en daarom werken die wonderkrachten in hem.3 Want Herodes had Johannes gegrepen, en hem gebonden en in de gevangenis gezet, vanwege Herodias, de vrouw van zijnen broeder Filippus.4 Want Johannes had tot hem gezegd: Het is niet recht, dat gij haar hebt.5 En hij had hem gaarne gedood, maar hij vreesde het volk, want zij hielden hem voor een profeet.6 Toen nu Herodes zijnen geboortedag vierde, danste de dochter van Herodias voor hen; en zij behaagde aan Herodes.7 Daarom beloofde hij haar bij ede, dat hij haar zou geven wat zij ook eisen zou.8 En nadat zij te voren door hare moeder onderricht was, zeide zij: Geef mij hier in een schotel het hoofd van Johannes den Doper.9 En de koning werd treurig; doch om den eed en om degenen, die met hem aan tafel zaten, beval hij, dat het haar zou gegeven worden.10 En hij zond heen en liet Johannes in de gevangenis onthoofden.11 En zijn hoofd werd gebracht in een schotel, en aan het meisje gegeven, en zij bracht het aan hare moeder.12 Toen kwamen zijne jongeren en namen zijn lichaam en begroeven het, en zij kwamen en verkondigden dit aan Jezus.
13 En toen Jezus dit hoorde, week hij van daar te scheep naar ene woestijn alleen. En toen het volk dit hoorde, volgde het hem te voet uit de steden.14 En Jezus ging uit en zag ene grote schare; en het jammerde hem van hen, en hij genas hunne kranken.15 Des avonds nu traden zijne jongeren tot hem en zeiden: Dit is ene woestijn, en de dag neigt ten einde; laat het volk van u, opdat zij heengaan in de vlekken en voorzichzelven spijs kopen.16 Maar Jezus zeide tot hen: Het is niet nodig, dat zij heengaan; geeft gij hun te eten.17 Doch zij zeiden tot hem: Wij hebben hier niet dan vijf broden en twee vissen.18 En hij zeide: Brengt ze mij hier.19 En hij beval het volk neder te zitten op het gras, en nam de vijf broden en de twee vissen, en zag opwaarts naar den hemel en dankte, en brak ze, en gaf de broden aan de jongeren, en de jongeren gaven ze aan het volk.20 En zij aten allen en werden verzadigd; en zij namen de overgebleven brokken op, twaalf korven vol.21 Die nu gegeten hadden waren vijf duizend mannen, behalve de vrouwen en kinderen.
22 En terstond drong Jezus zijne jongeren om in het schip te treden, en hem vooruit te varen naar de overzijde, terwijl hij het volk van zich zou laten.23 En toen hij het volk van zich gelaten had, klom hij op een berg alleen, om te bidden; en des avonds was hij aldaar alleen.24 En het schip was alreeds op het midden der zee, en leed nood van de baren, want de wind was hun tegen.25 En in de vierde nachtwake kwam Jezus tot hen, en wandelde op de zee.26 En toen de jongeren hem op de zee zagen wandelen, verschrikten zij en zeiden: Het is een spook! En zij schreeuwden van vrees.27 Maar terstond sprak Jezus hen toe, zeggende: Hebt goeden moed, ik ben het, vreest niet.28 En Petrus antwoordde hem en zeide: Heer, zijt gij het, zo beveel mij tot u te komen op het water.29 En hij zeide: Kom! En Petrus trad uit het schip, en wandelde op het water, om tot Jezus te komen.30 Maar toen hij den sterken wind zag, verschrikte hij, en begon te zinken, en riep en zeide: Heer, help mij!31 En Jezus strekte terstond de hand uit, greep hem, en zeide tot hem: Gij kleingelovige, waarom twijfelt gij?32 En zij traden in het schip, en de wind ging liggen.33 Zij nu, die in het schip waren, kwamen en vielen voor hem neder, en zeiden: Voorwaar, gij zijt Gods Zoon!
34 En zij voeren over, en kwamen in het land Gennsaret.35 En toen de lieden van die plaats hem gewaar werden, zonden zij uit in het gehele land rondom, en brachten allen die krank waren tot hem.36 En zij baden hem, dat zij slechts den zoom zijns kleeds mochten aanraken; en allen, die hem aanraakten, werden gezond.