the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Mattheüs 13
1 Op dien dag ging Jezus uit het huis, en zette zich neder aan de zee.2 En veel volk vergaderde zich tot hem, zodat hij in een schip ging en zich nederzette; en al het volk stond aan den oever.3 En hij sprak tot hen menigerlei door gelijkenissen, en zeide: Zie, een zaadzaaier ging uit om te zaaien.4 En terwijl hij zaaide, viel een gedeelte bij den weg; toen kwamen de vogels en aten het op.5 Een ander deel viel in steenachtigen grond, waar het niet veel aarde had; en het ging spoedig op, omdat het geen diepe aarde had;6 maar toen de zon opging, verwelkte het, en omdat het geen wortel had, verdorde het.7 Nog een ander deel viel onder de doornen; en de doornen wiesen op en verstikten het.8 Maar een gedeelte viel in een goed land, en droeg vrucht, deels honderdvoudig, deels zestigvoudig, deels dertigvoudig.9 Wie oren heeft om te horen, die hore!10 En de jongeren traden tot hem en zeiden: Waarom spreekt gij tot hen door gelijkenissen?11 En hij antwoordde en zeide tot hen: U is het gegeven de verborgenheden des hemelrijks te weten, maar dezen is het niet gegeven.12 Want wie heeft, dien wordt gegeven, opdat hij overvloed hebben; maar wie niet heeft, van dien wordt ook genomen hetgeen hij heeft.13 Daarom spreek ik tot hen door gelijkenissen; want met ziende ogen zien zij niet, en met horende oren horen zij niet en verstaan het niet.14 En aan hen wordt vervuld de profetie van Jesaja, zeggende: "Met de oren zult gij het horen en niet verstaan, en met ziende ogen zult gij het zien en niet bemerken.15 Want het hart dezes volks is verstokt en hunne oren horen niet wel, en hunne ogen sluimeren; dat zij niet wellicht met de ogen zien, en met de oren horen, en met het hart verstaan, en zich bekeren, en ik hen geneze".16 Maar zalig zijn we ogen, omdat zij zien, en we oren, omdat zij horen.17 Want voorwaar, ik zeg u: Vele profeten en rechtvaardigen hebben begeerd te zien hetgeen gij ziet, en hebben het niet gezien, en te horen hetgeen gij hoort, en hebben het niet gehoord.18 Gijlieden dan, hoort de gelijkenis van den zaadzaaier.19 Als iemand het woord van het rijk hoort en niet verstaat, dan komt de boze en rukt weg hetgeen gezaaid is in zijn hart; deze is het, die bij den weg gezaaid is.20 Maar die in steenachtigen grond gezaaid is, is degeen, die het woord hoort, en het terstond met vreugde aanneemt;21 doch hij heeft geen wortel in zich, maar hij is slechts voor een tijd en wanneer er verdrukking of vervolging ontstaat om des woords wil, ergert hij zich terstond.22 En die onder de doornen gezaaid is, is degeen die het woord hoort; en de zorg dezer wereld en het bedrog des rijkdoms verstikt het woord, en het draagt geen vrucht.23 Maar die in het goede land gezaaid is, is degeen, die het woord hoort en het verstaat, en dan ook vrucht voortbrengt; en het draagt deels honderdvoudig, deels zestigvoudig, deels dertigvoudig.
24 Hij stelde hun ene andere gelijkenis voor, en zeide: Het hemelrijk is gelijk een mens, die goed zaad in zijnen akker zaaide.25 Doch terwijl de lieden sliepen, kwam zijn vijand en zaaide onkruid tussen de tarwe, en ging van daar.26 Toen nu het kruid wies en vrucht voortbracht, vond men ook het onkruid.27 Toen traden de knechten tot den huisvader en zeiden: Heer, hebt gij niet goed zaad in uwen akker gezaaid? Vanwaar heeft hij dan dit onkruid?28 En hij zeide tot hen: Een vijandig mens heeft dit gedaan. Toen zeiden de knechten: Wilt gij dan dat wij heengaan en het uitwieden?29 Maar hij zeide: Neen, opdat gij niet misschien de tarwe mede uittrekt, als gij het onkruid uitwiedt.30 Laat ze beide te zamen wassen tot den oogst; en ten tijde van den oogst zal ik tot de maaiers zeggen: Vergadert eerst het onkruid en bindt het in bundels, opdat men het verbrande; maar vergadert de tarwe in mijne schuur.31 Een andere gelijkenis stelde hij hun voor, en zeide: Het hemelrijk is gelijk een mostaardzaad, dat een mens nam en in zijnen akker zaaide:32 hetwelk wel het kleinste is onder alle zaden, maar, als het opwast, het grootste is onder de moeskruiden, en een boom wordt, zodat de vogelen des hemels komen en wonen in zijne takken.33 Ene andere gelijkenis sprak hij tot hen: Het hemelrijk is gelijk een zuurdeeg, hetwelk ene vrouw nam en vermengde onder drie maten meel, totdat het geheel gezuurd werd.34 Dit alles sprak Jezus door gelijkenissen tot het volk, en zonder gelijkenissen sprak hij niet tot hen;35 opdat vervuld werd hetgeen gezegd is door den profeet, zeggende: "lk wil mijnen mond opendoen in gelijkenissen, en wil uitspreken de verborgenheden van het begin der wereld."36 Toen liet Jezus het volk van zich, en ging naar huis. En zijne jongeren traden tot hem, en zeiden: Verklaar ons deze gelijkenis van het onkruid op den akker.37 Hij antwoordde en zeide tot hen: Die het goede zaad zaait is des Mensen Zoon;38 de akker is de wereld; het goede zaad zijn de kinderen des rijks; het onkruid zijn de kinderen der boosheid;39 de vijand, die het zaait, is de duivel; de oogst is het einde der wereld; de maaiers zijn de Engelen.40 Gelijk men nu het onkruid uitwiedt en met vuur verbrandt, zo zal het ook zijn op het einde dezer wereld.41 Des Mensen Zoon zal zijne Engelen zenden, en zij zullen vergaderen uit zijn rijk alle ergernissen, en degenen die onrecht doen,42 en zij zullen ze in den gloeienden oven werpen: daar zal geween zijn en geknars der tanden.43 Dan zullen de rechtvaardigen blinken als de zon in huns Vaders rijk. Wie oren heeft om te horen, die hore.
44 Wederom is het hemelrijk gelijk een verborgen schat in den akker, dien een mens vond en verborg; en van blijdschap daarover ging hij heen, en verkocht al wat hij had, en kocht dien akker.45 Wederom is het hemelrijk gelijk een koopman, die schone parelen zocht.46 En toen hij ne kostelijke parel vond, ging hij heen en verkocht al wat hij had, en kocht die.47 Wederom is het hemelrijk gelijk een net, dat in zee geworpen is, en waarmede men van allerlei soort vangt.48 Als het nu vol is, trekken zij het op aan den oever, en zetten zich neder, en lezen het goede in een vat te zamen, maar het slechte werpen zij weg.49 Zo zal het ook zijn op het einde der wereld: de Engelen zullen uitgaan en de bozen van de rechtvaardigen scheiden,50 en zij zullen ze in den gloeienden oven werpen; daar zal geween zijn en geknars der tanden.51 En Jezus zeide tot hen: Hebt gij dit alles verstaan? Zij zeiden: Ja, Heer.52 Toen zeide hij tot hen: Daarom is ieder schriftgeleerde, die tot het hemelrijk onderwezen is, gelijk een huisvader, die uit zijnen schat nieuw en oud voortbrengt.
53 En het geschiedde, toen Jezus deze gelijkenissen geindigd had, dat hij van daar ging.54 En hij kwam in zijne vaderstad, en leerde hen in hunne synagoge, zodat zij zich ontzetten en zeiden: Hoe komt deze aan zulke wijsheid en zulke wonderkrachten?55 Is hij niet des timmermans zoon? Heet zijne moeder niet Maria, en zijne broeders Jakobus en Joses en Simon en Judas?56 En zijne zusters, zijn zij niet allen bij ons? Vanwaar komt hij dan aan dit alles?57 En zij ergerden zich aan hem. Maar Jezus zeide tot hen: Een profeet geldt nergens minder dan in zijn vaderstad en in zijn huis.58 En hij deed aldaar niet vele tekenen vanwege hun ongeloof.