the Fourth Week of Advent
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Mattheüs 12
1 In dien tijd ging Jezus door het koren op een sabbat, en zijne jongeren waren hongerig, en begonnen aren te plukken en te eten.2 Toen de Farizen dit zagen, zeiden zij tot hem: Zie, uwe jongeren doen hetgeen niet betamelijk is op den sabbat te doen.3 Maar hij zeide tot hen: Hebt gij niet gelezen wat David deed, toen hem hongerde en dengenen die met hem waren;4 hoe hij in het huis Gods ging, en de toonbroden at, van welke het hem toch niet geoorloofd was te eten, noch dengenen die met hem waren, maar alleen den priesters?5 Of hebt gij niet gelezen in de Wet, dat de priesters op den sabbat in den tempel den sabbat verbreken, en nochtans zonder schuld zijn?6 En ik zeg u, dat hier een is, groter dan de tempel.7 Doch zo gij geweten hadt wat het zij: "lk heb een welbehagen aan barmhartigheid, en niet aan offer", gij zoudt de onschuldigen niet veroordeeld hebben.8 Want des Mensen Zoon is een Heer ook van den sabbat.9 En hij ging van daar voort en kwam in hunne synagoge.10 En zie er was een mens, die ene verdorde hand had; en zij vraagden hem en zeiden: Is het ook geoorloofd op sabbatdagen te genezen? --opdat zij ene beschuldiging tegen hem zouden hebben.11 Hij nu zeide tot hen: Wie is er onder u, zo hij n schaap heeft, dat op den sabbat in een kuil valt, die het niet zal grijpen en er uithalen?12 Hoeveel meer is nu een mens dan een schaap Daarom mag men wel goed doen op de sabbatdagen.13 Daarop zeide hij tot den mens: Strek uwe hand uit, en zij werd weder gezond gelijk de andere.
14 Toen gingen de Farizen uit, en hielden raad over hem, hoe zij hem doden zouden.15 Maar toen Jezus dat vernam, week hij van daar; en hem volgde veel volk na, en hij genas ze allen.16 En hij gebood hun ernstig, dat zij hem niet openbaar zouden maken;17 opdat vervuld zou worden hetgeen gezegd is door den profeet Jesaja, zeggende:18 "Zie, dit is mijn knecht, dien Ik verkoren heb, mijn geliefde, aan wien mijne ziel een welbehagen heeft; Ik zal mijnen Geest op hem leggen, en hij zal den heidenen het oordeel verkondigen.19 Hij zal niet twisten noch roepen, en men zal zijne stem niet horen op de straten.20 Het gekrookte riet zal hij niet verbreken, en de rokende vlaswiek zal hij niet uitblussen, totdat hij het oordeel zal uitbrengen tot overwinning.21 En de heidenen zullen op zijnen naam hopen.
22 Toen werd een bezetene tot hem gebracht, die blind en stom was; en hij genas hem, zodat de blinde en stomme n sprak n zag.23 En al het volk ontzette zich, en zeide: Is deze niet Davids Zoon?24 Maar toen de Farizen dit hoorden, zeiden zij: Hij drijft de duivelen niet anders uit dan door Belzebub, den overste der duivelen.25 Doch Jezus verstond hunne gedachten, en zeide tot hen: leder rijk, dat met zichzelf oneens is, wordt verwoest; en iedere stad of huis, dat met zichzelf oneens is, kan niet bestaan.26 Indien dus de ene satan den anderen uitdrijft, dan is hij met zichzelven oneens: hoe kan dan zijn rijk bestaan?27 Zo ik nu de duivelen door Belzebub uitdrijf, door wien drijven dan uwe kinderen ze uit? Daarom zullen zij uwe rechters zijn.28 Maar is het, dat ik de duivelen door den Geest Gods uitdrijf, zo is immers het rijk Gods tot u gekomen.29 Of hoe kan iemand in het huis eens sterken gaan en hem zijn huisraad ontroven, tenzij hij eerst den sterke binde en alsdan zijn huis berove?30 Wie niet met mij is, die is tegen mij; en wie niet met mij vergadert, die verstrooit.31 Daarom zeg ik u: Alle zonde en lastering zal den mensen vergeven worden; maar de lastering tegen den Geest zal den mensen niet vergeven worden.32 En wie iets spreekt tegen des Mensen Zoon, dien zal het vergeven worden; maar wie iets spreekt tegen den Heiligen Geest, dien zal het niet vergeven worden, noch in deze, noch in de toekomende wereld.33 Of zet een goeden boom, zo wordt de vrucht goed; f zet een kwaden boom, zo wordt de vrucht kwaad; want aan de vrucht kent men den boom.34 Gij addergebroedsels, hoe kunt gij goeds spreken, dewijl gij kwaad zijt? Waar het hart vol van is, daar vloeit de mond van over.35 Een goed mens brengt het goede voort uit den goeden schat des harten, en een kwaad mens brengt het kwade voort uit den kwaden schat.36 Maar ik zeg u, dat de mensen rekenschap zullen geven ten dage des oordeels van elk onnut woord, dat zij gesproken hebben.37 Uit uwe woorden zult gij gerechtvaardigd worden, en uit uwe woorden zult gij verdoemd worden.
38 Toen antwoordden enigen van de Schriftgeleerden en Farizen, zeggende: Meester, wij wilden gaarne een teken van u zien.39 En hij antwoordde en zeide tot hen: Dit kwade en overspelige geslacht begeert een teken, en hun zal geen teken gegeven worden dan het teken van den profeet Jona.40 Want gelijk Jona drie dagen en drie nachten in den buik van den groten vis geweest is, zo zal des Mensen Zoon drie dagen en drie nachten in het hart der aarde zijn.41 De lieden van Ninev zullen optreden ten dage des oordeels met dit geslacht, en zullen het veroordelen; want zij deden boete op de prediking van Jona--en zie, hier is meer dan Jona.42 De koningin van het Zuiden zal optreden ten dage des oordeels met dit geslacht, en zal het veroordelen; want zij kwam van het einde der aarde, om Salomo's wijsheid te horen--en zie, hier is meer dan Salomo.43 Wanneer de onreine geest van den mens is uitgevaren, doorwandelt hij dorre plaatsen, en zoekt rust en vindt ze niet.44 Dan zegt hij: Ik zal wederkeren in mijn huis waaruit ik gegaan ben; en als hij komt, vindt hijhet ledig, met bezemen gekeerd, en versierd.45 Dan gaat hij heen en neemt met zich zeven andere geesten, die erger zijn dan hij zelf is; en als zij daar inkomen, wonen zij aldaar; en het wordt met dien mens naderhand erger dan het te voren was. Alzo zal het ook met dit boze geslacht gaan.
46 Terwijl hij nog zo sprak tot het volk, zie, toen stonden zijne moeder en zijne broeders daarbuiten, en begeerden hem te spreken.47 Toen zeide iemand tot hem: Zie, uwe moeder en uwe broeders staan daarbuiten en willen met u spreken.48 Maar hij antwoordde en zeide tot dengeen, die hem dat gezegd had: Wie is mijne moeder, en wie zijn mijne broeders?49 En hij strekte zijne hand uit over zijne jongeren, en zeide: Zie, mijne moeder en mijne broeders.50 Want wie den wil mijns Vaders in den hemel doet, die is mijn broeder en mijne zuster en moeder.