the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Markus 8
1 In dien tijd, toen er veel volk was, en zij niet te eten hadden, riep Jezus zijne jongeren tot zich, en zeide tot hen:2 Het jammert mij van het volk; want zij zijn nu drie dagen bij mij gebleven, en hebben niet te eten;3 en indien ik hen zonder eten van mij naar huis liet gaan, zouden zij op den weg bezwijken; want sommigen van hen zijn van verre gekomen.4 En zijne jongeren antwoordden hem: Vanwaar krijgen wij brood hier in de woestijn, om hen te verzadigen?5 En hij vraagde hun: Hoeveel broden hebt gij? Zij zeiden: Zeven.6 En hij beval het volk neder te zitten op de aarde. En hij nam de zeven broden, en dankte, en brak ze, en gaf ze aan zijne jongeren, opdat zij ze zouden voorleggen; en zij legden ze aan het volk voor.7 En zij hadden weinige visjes; en hij dankte, en beval ze ook voor te leggen.8 En zij aten en werden verzadigd, en namen de overige brokken op, zeven korven.9 En die gegeten hadden waren omtrent vier duizend; en hij liet hen van zich.
10 En terstond trad hij in een schip met zijne jongeren, en kwam in de landstreek van Dalmanutha.11 En de Farizen gingen uit en begonnen met hem te redetwisten; en om hem te verzoeken, begeerden zij van hem een teken van den hemel.12 En hij zuchtte in zijnen geest, en zeide: Wat zoekt toch dit geslacht een teken? Voorwaar, ik zeg u: Aan dit geslacht zal geen teken gegeven worden.13 En hij verliet hen, en trad wederom in het schip, en voer over.14 En zij hadden vergeten brood met zich te nemen, en hadden niet meer dan n brood met zich in het schip.15 En hij gebood hun, zeggende: Ziet toe, en wacht u voor het zuurdeeg der Farizen en voor het zuurdeeg van Herodes!16 En zij overlegden onder elkander en zeiden: Het is, omdat wij geen brood hebben.17 En Jezus vernam dit, en zeide tot hen: Wat bekommert gij u toch, dat gij geen brood hebt? Begrijpt gij nog niet, en zijt gij nog niet verstandig? Hebt gij nog een verhard hart in u?18 Hebt gij ogen en ziet niet, en hebt gij oren en hoort niet?19 En gedenkt gij er niet aan, toen ik vijf broden brak onder vijf duizend, hoeveel korven vol brokken naamt gij toen op? Zij zeiden: Twaalf.20 En toen ik de zeven brak onder vier duizend, hoeveel korven vol brokken naamt gij toen op? Zij zeiden: Zeven.21 En hij zeide tot hen: Hoe verstaat gij dan niet?
22 En hij kwam te Bethsada. En zij brachten tot hem een blinde en baden hem, dat hij hem aanraakte.23 En hij nam den blinde bij de hand, en leidde hem uit buiten het vlek; en spuwde in zijne ogen, en legde zijne hand op hem, en vraagde hem, of hij iets zag.24 En hij zag op en zeide: Ik zie mensen gaan, alsof ik bomen zag.25 Daarna legde hij nog eens de handen op zijne ogen, en beval hem nogmaals op te zien; en hij werd hersteld, zodat hij alles scherp kon zien.26 En hij zond hem naar huis, zeggende: Ga niet in het vlek, en zeg het daar ook niemand.
27 En Jezus ging uit, en zijne jongeren, naar de vlekken van Cesara Filippi. En op den weg vraagde hij zijnen jongeren, en zeide tot hen: Wie zeggen de lieden, dat ik ben?28 Zij antwoordden: Zij zeggen, Johannes de Doper; anderen, Ela; nog anderen, een van de profeten.29 En hij zeide tot hen: Maar gij, wie zegt gij, dat ik ben? Toen antwoordde Petrus en zeide tot hem: Gij zijt de Christus.30 En hij gebood hun scherpelijk, dat zij het niemand van hem zouden zeggen.31 En hij begon hen te leren: Des Mensen Zoon moet veel lijden, en verworpen worden door de Oudsten en Hogepriesters en Schriftgeleerden, en gedood worden, en na drie dagen opstaan.32 En hij sprak dit woord vrijuit. En Petrus nam hem tot zich, en begon hem te berispen.33 Maar hij keerde zich om en zag zijne jongeren aan, en bestrafte Petrus, zeggende: Ga achter mij, satan, want gij bedoelt niet wat goddelijk, maar wat menselijk is.34 En hij riep het volk tot zich met zijne jongeren, en zeide tot hen: Wie mij wil volgen, die verloochene zichzelven, en neme zijn kruis op zich en volge mij.35 Want wie zijn leven wil behouden, die zal het verliezen; maar wie zijn leven verliest om mijnentwil en des evangelies wil, die zal het behouden.36 Wat toch baat het den mens zo hij de gehele wereld wint, en schade lijdt aan zijne ziel?37 Of wat zal de mens geven tot losprijs voor zijne ziel?38 Want wie zich mijns en mijner woorden schaamt onder dit overspelig en zondig geslacht, diens zal des Mensen Zoon zich ook schamen, als hij komen zal in de heerlijkheid zijns Vaders met de heilige Engelen.