Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Markus 7

1 En de Farizen en sommigen der Schriftgeleerden, die van Jeruzalem gekomen waren,2 kwamen tot hem; en toen zij enigen van zijne jongeren met onreine, dat is met ongewassen, handen het brood zagen eten, berispten zij hen.3 Want de Farizen en alle Joden eten niet, of zij wassen de handen menigmaal, houdende alzo de instellingen der ouden.4 En als zij van de markt komen, eten zij niet, tenzij dat zij zich eerst wassen; en er zijn nog vele andere dingen, die zij aangenomen hebben te houden: wasschingen van drinkbekers en kannen en koperen vaten.5 Toen vraagden de Farizen en Schriftgeleerden hem: Waarom wandelen uwe jongeren niet naar de instellingen der ouden, maar eten het brood met ongewassen handen?6 Maar hij antwoordde en zeide tot hen: Wel terecht heeft Jesaja van u, huichelaars, geprofeteerd, gelijk er geschreven staat: "Dit volk eert mij met de lippen, maar hun hart is verre van mij.7 Doch tevergeefs is het, dat zij mij dienen, dewijl zij leringen leren, die niet anders dan mensengeboden zijn".8 Gij verlaat Gods gebod, en houdt de instellingen der mensen: wasschingen van kannen en drinkbekers; en andere dergelijke dingen doet gij vele.9 En hij zeide tot hen: Ja, voortreffelijk hebt gij Gods gebod te niet gedaan, opdat gij uwe instellingen zoudt onderhouden!10 Want Mozes heeft gezegd: "Gij zult uwen vader en uwe moeder eren", en: "Wie vader of moeder vloekt, zal den dood sterven".11 Maar gij leert: Wanneer iemand tot zijn vader of moeder zegt: Korban, dat is: als ik het offer, zo is het u veel nutter--die doet wl.12 En zo laat gij hem voortaan aan zijnen vader of aan zijne moeder niets meer doen,13 en schaft Gods woord af door uwe instellingen, die gij ingesteld hebt; en dergelijke dingen doet gij vele.14 En hij riep tot zich al het volk, en zeide tot hen: Hoort mij allen en verstaat het!15 Er is niets buiten den mens, dat hem kan ontreinigen, indien het in hem ingaat; maar wat van hem uitgaat, dt is het wat den mens ontreinigt.16 Heeft iemand oren om te horen, die hore!17 En toen hij van het volk in huis kwam, vraagden zijne jongeren hem wegens deze gelijkenis.18 En hij zeide tot hen: Zijt gij dan ook zo onverstandig? Verstaat gij niet, dat al wat van buiten in den mens ingaat, hem niet kan ontreinigen?19 Want het gaat niet in zijn hart, maar in den buik, en gaat uit door den natuurlijken weg, die alle spijs reinigt.20 En hij zeide: Wat van den mens uitgaat, dt ontreinigt den mens.21 Want van binnen uit het hart der mensen komen voort boze gedachten, overspel, hoererij, moord,22 dieverij, gierigheid, list, ontucht, nijd, lastering, hoovaardij, onverstand.23 Al deze kwade dingen gaan van binnen uit, en ontreinigen den mens.

24 En hij stond op, en ging van daar naar de landstreken van Tyrus en Sidon; en hij ging in een huis, en wilde niet, dat iemand het weten zou, en kon nochtans niet verborgen zijn.25 Want ene vrouw had van hem gehoord, wier dochter een duivel had; en zij kwam en viel neder aan zijne voeten.26 Deze nu was ene Griekse vrouw, uit Syro-Fenici; en zij bad hem, dat hij den duivel uit hare dochter uitdreef.27 Maar Jezus zeide tot haar: Laat eerst de kinderen verzadigd worden; het is niet betamelijk, dat men het brood der kinderen neme en voor de honden werpe.28 Maar zij antwoordde en zeide tot hem: Ja Heer, maar nochtans eten de honden onder de tafel van de kruimpjes der kinderen.29 En hij zeide tot haar: Om dezes woords wil, ga heen: de duivel is uit uwe dochter uitgevaren.30 En zij ging heen naar haar huis, en vond, dat de duivel uitgevaren was, en de dochter op het bed liggende.

31 En toen hij weder uitging uit de landstreek van Tyrus door Sidon, kwam hij aan de Galilese zee, midden door de landstreek van Dekapolis.32 En zij brachten tot hem een dove, die stom was; en zij baden hem, dat hij de hand op hem leide.33 En hij nam hem van het volk alleen, en leide hem de vingers in de oren, en spuwde, en raakte zijne tong aan,34 en zag op naar den hemel, en zuchtte, en zeide tot hem: Effatha! dat is: Open u!35 En terstond opende zijn oren zich, en de band zijner tong werd los, en hij sprak recht.36 En hij gebood hun, dat zij het niemand zeggen zouden; maar hoe meer hij het hun gebood, hoe meer zij het verbreidden.37 En zij verwonderden zich bovenmate, zeggende: Hij heeft alles wl gemaakt; de doven maakt hij horende, en de sprakelozen sprekende.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile