Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Markus 9

1 En hij zeide tot hen: Voorwaar, ik zeg u: Hier staan sommigen, die den dood niet zullen smaken, totdat zij het rijk Gods met kracht zien komen.2 En na zes dagen nam Jezus tot zich Petrus, Jakobus en Johannes, en leidde hen afzonderlijk op een hogen berg alleen. En hij werd voor hunne ogen van gedaante veranderd.3 En zijne klederen werden blinkend, zeer wit, als sneeuw, zodat geen voller op aarde ze zo wit kan maken.4 En hun verscheen Ela met Mozes, en die spraken met Jezus.5 En Petrus antwoordde en zeide tot Jezus: Rabbi, hier is het goed zijn; laat ons drie hutten maken, voor u een, voor Mozes een, en voor Ela een.6 Maar hij wist niet wat hij zeide; want zij waren verschrikt.7 En er kwam ene wolk, die hen overschaduwde; en ene stem kwam uit de wolk en zeide: Deze is mijn geliefde Zoon; dien zult gij horen!8 En terstond daarna zagen zij rondom zich, en zagen niemand meer dan Jezus alleen bij zich.9 En toen zij van den berg afgingen, gebood Jezus hun, dat zij niemand zeggen zouden wat zij gezien hadden, totdat des Mensen Zoon van de doden zou opgestaan zijn.10 En zij behielden dat woord bij zich, en vraagden onder elkander, wat het toch was: van de doden opstaan?11 En zij vraagden hem en zeiden: Hoe zeggen dan de Schriftgeleerden, dat Ela eerst moet komen?12 En hij antwoordde en zeide tot hen: Ela zal immers eerst komen en alles herstellen; en hoe staat er geschreven van des Mensen Zoon, dat hij veel zal lijden en veracht worden?13 Maar ik zeg u: Ela is gekomen, en zij hebben aan hem gedaan wat zij wilden, gelijk van hem geschreven staat.

14 En hij kwam tot zijne jongeren, en zag veel volk rondom hen, en Schriftgeleerden, die met hen redetwistten.15 En van stonde aan, toen al het volk hem zag, ontzetten zij zich, liepen toe en groetten hem.16 En hij vraagde den Schriftgeleerden: Wat twist gij met hen?17 En een uit het volk antwoordde en zeide: Meester! ik heb mijnen zoon hier tot u gebracht, die een stommen geest heeft,18 en waar hij hem aangrijpt, scheurt hij hem, en hij schuimt en knarst met zijne tanden, en teert uit; en ik heb met uwe jongeren gesproken, dat zij hem zouden uitdrijven; maar zij kunnen het niet.19 En hij antwoordde hun en zeide: O gij ongelovig geslacht, hoelang zal ik bij u zijn, hoelang zal ik bij u zijn? Breng hem hier tot mij.20 En zij brachten hem tot hem; en zodra de geest hem zag, trok hij hem heen en weder; en hij viel op de aarde en wentelde zich en schuimde.21 En hij vraagde zijnen vader: Hoelang is het, dat hem dit wedervaren is? Hij zeide: Van zijne kindsheid af;22 en dikwijls heeft hij hem in het vuur en in het water geworpen om hem om te brengen. Maar kunt gij wat, zo ontferm u over ons en help ons.23 En Jezus zeide tot hem: Zo gij kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk voor hem, die gelooft.24 En terstond riep de vader van het kind, en zeide met tranen: Ik geloof, Heer, help mijn ongeloof!25 Toen nu Jezus zag, dat het volk toeliep, bedreigde hij den onreinen geest, en zeide tot hem: Gij stomme en dove geest, ik gebied u, vaar uit van hem en kom voortaan niet meer in hem!26 Toen schreeuwde hij, en trok hem heen en weder, en voer uit; en hij werd alsof hij dood was, zodat ook velen zeiden: Hij is dood.27 Maar Jezus greep hem bij de hand, en richtte hem op; en hij stond op.28 En toen hij te huis kwam, vraagden hem zijne jongeren alleen: Waarom konden wij hem niet uitdrijven?29 En hij zeide: Dit geslacht kan nergens door uitvaren dan door bidden en vasten.

30 En zij gingen van daar weg, en reisden door Galila; en hij wilde niet, dat iemand het weten zou.31 Want hij leerde zijne jongeren en zeide tot hen: Des Mensen Zoon zal overgeleverd worden in de handen der mensen, en zij zullen hem doden, en als hij gedood is, zal hij ten derden dage opstaan.32 Maar zij verstonden dat woord niet, en vreesden hem te vragen.33 En hij kwam te Kaprnam. En toen hij in huis was, vraagde hij hun: Waarover hebt gij met elkander getwist op den weg?34 Maar zij zwegen; want zij hadden met elkander op den weg getwist, wie de grootste zijn zou.35 En hij zette zich neder, riep de twaalve, en zeide tot hen: Zo iemand de eerste wil zijn, die zal de laatste van allen zijn, en aller knecht.36 En hij nam een kind en stelde dat midden onder hen, en omvatte het met de armen, en zeide tot hen:37 Wie zulk een kind in mijnen naam aanneemt, die neemt mij aan; en wie mij aanneemt, die neemt niet mij aan, maar Hem, die mij gezonden heeft.38 En Johannes antwoordde hem, zeggende: Meester, wij zagen enen, die ons niet volgt: die dreef in uwen naam duivelen uit, en wij verboden het hem, omdat hij ons niet volgt.39 Doch Jezus zeide: Gij zult het hem niet verbieden! Want er is niemand, die ene daad zal doen in mijnen naam, en aanstonds kwaad van mij zal kunnen spreken.40 Want wie niet tgen ons is, die is Vr ons.

41 En wie u een beker water zal te drinken geven in mijnen naam, omdat gij Christus toebehoort, voorwaar, ik zeg u: Hij zal niet onbeloond blijven.42 En wie n van deze kleinen, die in mij geloven, ergert, dien ware het beter, dat hem een molensteen aan den hals gehangen, en hij in de zee geworpen werd.43 En indien uwe hand u verleidt, houw ze af! Het is u beter, dat gij verminkt tot het leven ingaat, dan dat gij twee handen hebt en in de hel vaart, in het onuitbluschbare vuur,44 waar hun worm niet sterft en hun vuur niet uitgeblust wordt.45 En indien uw voet u verleidt, houw hem af! Het is u beter, dat gij kreupel tot het leven ingaat, dan dat gij twee voeten hebt en in de hel geworpen wordt, in het onuitbluschbare vuur,46 waar hun worm niet sterft en hun vuur niet uitgeblust wordt.47 En indien uw oog u verleidt, werp het van u! Het is u beter, dat gij noogig in het rijk Gods ingaat, dan dat gij twee ogen hebt en in het helse vuur geworpen wordt,48 waar hun worm niet sterft en hun vuur niet uitgeblust wordt.49 Want een ieder zal met vuur gezouten worden, en elk offer zal met zout gezouten worden.50 Het zout is goed: maar indien het zout smakeloos wordt, waarmede zal men het weder zout maken? Hebt zout in uzelven, en houdt vrede onder elkander.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile