the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Markus 2
1 En na enige dagen ging hij wederom naar Kapernam, en het werd ruchtbaar, dat hij te huis was.2 En terstond vergaderden er velen, zodat zij geen ruimte hadden, zelfs niet buiten voor de deur; en hij sprak het woord tot hen.3 En er kwamen enigen tot hem, die een verlamde brachten, welke door vier gedragen werd.4 En toen zij niet tot hem konden komen, vanwege het volk, openden zij het dak, waar hij was, braken er door, en lieten het bed neder, waarop de verlamde lag.5 Toen nu Jezus hun geloof zag, zeide hij tot den verlamde: Mijn zoon, uwe zonden zijn u vergeven.6 Er waren nu enige Schriftgeleerden, die aldaar zaten, en in hunne harten dachten:7 Hoe spreekt deze zulke godslasteringen? Wie kan de zonden vergeven dan God alleen?8 En Jezus erkende terstond in zijnen geest, dat zij zo dachten bij zichzelven, en zeide tot hen: Wat denkt gij aldus in uwe harten?9 Wat is lichter, tot den verlamde te zeggen: Uwe zonden zijn u vergeven; of: Sta op, neem uw bed op, en wandel?10 Maar opdat gij weet, dat des Mensen Zoon macht heeft om de zonden te vergeven op de aarde, --zeide hij tot den verlamde:11 Ik zeg u, sta op, neem uw bed op, en ga naar huis.12 En dadelijk stond hij op, nam zijn bed op, en ging uit in de tegenwoordigheid van allen, zodat zij zich allen ontzetten, en God prezen, zeggende: Wij hebben zo iets nog nooit gezien.
13 En hij ging weder uit langs de zee, en al het volk kwam tot hem, en hij leerde hen.14 En toen hij voorbijging, zag hij Levi, den zoon van Alfes, in het tolhuis zitten; en hij zeide tot hem: Volg mij. En hij stond op en volgde hem.15 En het geschiedde, toen hij aan tafel zat in zijn huis, dat zich ook vele tollenaars en zondaars met Jezus en zijne jongeren aan tafel zetten; want er waren velen, die hem volgden.16 En toen de Schriftgeleerden en Farizen hem met de tollenaren en zondaren zagen eten, zeiden zij tot zijne jongeren: Waarom eet en drinkt hij met de tollenaren en zondaren?17 Toen nu Jezus dat hoorde, zeide hij tot hen: De gezonden behoeven den geneesmeester niet, maar de kranken. Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen maar om zondaars te roepen.
18 En de jongeren van Johannes en van de Farizen vastten veel; en er kwamen enigen, die tot hem zeiden: Waarom vasten de jongeren van Johannes en van de Farizen, en vasten uwe jongeren niet?19 En Jezus zeide tot hen: Hoe kunnen de bruiloftslieden vasten, terwijl de bruidegom bij hen is? Zolang de bruidegom bij hen is kunnen zij niet vasten;20 maar de tijd zal komen, dat de bruidegom van hen zal genomen worden; dn zullen zij vasten.21 Niemand zet een lap van een nieuwe doek op een oud kleed; want de nieuwe lap scheurt toch af van het oude, en de scheur wordt erger.22 En niemand doet jongen wijn in oude lederen zakken; anders doet de wijn de lederen zakken scheuren, en de wijn wordt uitgestort, en de lederen zakken verderven; maar men moet den jongen wijn in nieuwe lederen zakken doen.23 En het geschiedde, toen hij op een sabbat door het koren wandelde, dat zijne jongeren begonnen, al gaande, aren uit te plukken.24 En de Farizen zeiden tot hem: Zie, waarom doen zij op den sabbat hetgeen niet betamelijk is?25 En hij zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen wat David deed, toen hij in nood verkeerde en hem hongerde en dengenen, die bij hem waren;26 hoe hij in het huis Gods ging, ten tijde van Abjathar, den Hogepriester, en de toonbroden at, die niemand mocht eten dan de priesters, en ze ook gaf aan degenen, die bij hem waren?27 En hij zeide tot hen: De sabbat is om des mensen wil gemaakt, niet de mens om des sabbats wil.28 Zo is dan des Mensen Zoon een Heer ook van den sabbat.