the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Markus 1
1 Dit is het begin des Evangelies van Jezus Christus, den Zoon Gods.2 Gelijk geschreven staat bij den profeet Jesaja: "Zie, ik zend mijnen Engel voor u uit, die uwen weg voor u bereiden zal.3 Er is ene stem eens predikers in de woestijn: Bereidt den weg des Heren, maakt zijne paden recht!"4 Johannes was in de woestijn, doopte, en predikte den doop der boete tot vergeving der zonden.5 En het gehele Joodse land ging tot hem uit, en de inwoners van Jeruzalem; en zij lieten zich allen door hem dopen in de rivier den Jordaan, en bekenden hunne zonden.6 Johannes nu was gekleed met kemelshaar, en met een lederen gordel om zijne lenden; en hij at sprinkhanen en wilden honig.7 En hij predikte, zeggende: Na mij komt een die sterker is dan ik, voor wien ik niet waardig ben, dat ik nederbuk en de riemen zijner schoenen ontbind.8 Ik doop u met water; maar hij zal u dopen met den Heiligen Geest.
9 En het geschiedde in dien tijd, dat Jezus kwam van Nazaret in Galila, en zich door Johannes liet dopen in den Jordaan.10 En terstond, toen hij uit het water klom, zag hij den hemel zich openen, en den Geest gelijk ene duif op hem nederdalen.11 En er geschiedde ene stem uit den hemel: Gij zijt Mijn geliefde Zoon, in wien Ik welbehagen heb.12 En terstond dreef hem de Geest in de woestijn.13 En hij was aldaar in de woestijn veertig dagen, en werd verzocht door den satan, en was bij de dieren en de Engelen dienden hem.
14 Nadat nu Johannes overgeleverd was, kwam Jezus in Galila, en predikte het evangelie van het rijk Gods,15 en zeide: De tijd is vervuld, en het rijk Gods is nabij gekomen; doet boete en gelooft aan het evangelie.16 En toen hij langs de Galilese zee ging, zag hij Simon en zijnen broeder Andras, terwijl zij hunne netten in de zee wierpen; want zij waren visschers.17 En Jezus zeide tot hen: Volgt mij, ik zal u tot mensenvissers maken.18 En terstond verlieten zij hunne netten en volgden hem.19 En toen hij van daar een weinig voortging, zag hij Jakobus, den zoon van Zebedes, en zijnen broeder Johannes, die in het schip de netten verstelden.20 En terstond riep hij hen; en zij lieten hunnen vader Zebedes in het schip met de huurlingen, en volgden hem.21 En zij gingen naar Kapernam; en terstond op den sabbat ging hij in de synagoge en leerde.22 En zij ontzetten zich over zijne leer; want hij leerde hen als machthebbende, en niet als de Schriftgeleerden.
23 En er was in hunne synagoge een mens, bezeten met een onreinen geest, die riep24 en zeide: Laat af, wat hebben wij met u te doen, Jezus van Nazaret? Zijt gij gekomen om ons te verderven? Ik weet wie gij zijt: de Heilige Gods.25 En Jezus bedreigde hem, zeggende: Verstom, en vaar uit van hem!26 En de onreine geest trok hem heen en weer, en riep overluid, en voer van hem uit.27 En zij ontzetten zich allen, zodat zij de een den ander vroegen, zeggende: Wat is dit? Welk ene nieuwe leer is deze? Hij gebiedt met macht zelfs den onreinen geesten, en zij gehoorzamen hem.28 En het gerucht van hem werd schielijk verspreid in het gehele omliggende land van Galila.
29 En zij gingen terstond uit de synagoge en kwamen in het huis van Simon en Andras, met Jakobus en Johannes.30 En Simons schoonmoeder lag en had de koorts; en terstond zeiden zij het hem van haar.31 En hij trad tot haar en richtte haar op, en hield haar bij de hand; en terstond verliet haar de koorts, en zij diende hem.32 Des avonds nu, toen de zon ondergegaan was, brachten zij tot hem allerlei kranken en bezetenen.33 En de gehele stad was vergaderd voor de deur.34 En hij hielp vele kranken, die met menigerlei ziekten beladen waren, en dreef vele duivelen uit, en liet den duivelen niet toe te spreken, omdat zij hem kenden.35 En des morgens vroeg, voordat de dag aanbrak, stond hij op en ging uit, en hij ging naar ene woeste plaats, en bad aldaar.36 En Simon met degenen, die bij hem waren, volgden hem spoedig.37 En toen zij hem vonden, zeiden zij tot hem: Iedereen zoekt u.38 En hij zeide tot hen: Laat ons in de naastgelegen steden gaan, opdat ik aldaar ook predike; want daartoe ben ik gekomen.39 En hij predikte in hunne synagogen, door geheel Galila, en dreef de duivelen uit.
40 En er kwam een melaatse tot hem, en bad hem, en knielde voor hem neder, en zeide tot hem: Indien gij wilt, zo kunt gij mij reinigen.41 En het jammerde Jezus, hij strekte de hand uit, raakte hem aan, en zeide: Ik wil het doen; wees gereinigd!42 En toen hij dit gezegd had, ging de melaatschheid terstond van hem, en hij werd rein.43 En Jezus bedreigde hem en deed hem terstond van zich heengaan,44 en zeide tot hem: Zie toe, dat gij niemand iets zegt, maar ga heen, toon u den priester, en offer voor uwe reiniging hetgeen Mozes geboden heeft, tot een bewijs voor hen.45 Maar toen hij uitging, begon hij veel daarvan te zeggen en de zaak ruchtbaar te maken, zodat hij voortaan niet meer openlijk in de stad kon komen; maar hij was buiten in de woeste plaatsen, en zij kwamen tot hem van alle kanten.