the Week of Proper 28 / Ordinary 33
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Markus 13
1 En toen hij uit den tempel ging zeide een zijner jongeren tot hem: Meester, zie, welke stenen en welke gebouwen!2 En Jezus antwoordde en zeide tot hem: Ziet gij deze grote gebouwen? Geen steen zal op den anderen blijven, die niet in stukken zal gebroken worden.3 En toen hij op den Olijfberg zat, tegenover den tempel, vraagden hem Petrus en Jakobus en Johannes en Andras afzonderlijk:4 Zeg ons, wanneer zal dit alles geschieden? En wat is het teken, wanneer dit alles zal voleindigd worden?
5 Jezus antwoordde hun en begon te zeggen: Ziet toe, dat niemand u misleide!6 Want velen zullen komen onder mijnen naam, en zeggen: Ik ben de Christus, en zullen velen misleiden.7 En als gij horen zult van oorlogen en geruchten van oorlogen, zo vreest niet; want het moet zo geschieden. Maar het einde is nog niet daar.8 Het ene volk zal zich verheffen tegen het andere, en het ene koninkrijk tegen het andere, en er zullen aardbevingen zijn hier en ginds, en er zullen hongersnoden zijn en verschrikkingen. Dit is het begin van den nood.9 Maar ziet gij voor uzelven toe! Want zij zullen u overleveren voor de rechtbanken en in synagogen; en gij zult geslagen worden, en voor vorsten en koningen zult gij geleid worden om mijnentwil, hun tot ene getuigenis.10 En het evangelie moet te voren gepredikt worden onder alle volken.11 Doch wanneer zij u zullen leiden en overleveren, zo weest niet bezorgd wat gij spreken zult, en bedenkt u niet te voren; maar wat u in die ure gegeven wordt, spreekt dt; want gij zijt het niet, die spreekt, maar de Heilige Geest.12 En de ene broeder zal den anderen overleveren ter dood, en de vader den zoon; en de kinderen zullen tegen de ouders opstaan, en hen ter dood brengen.13 En gij zult door allen gehaat worden om mijns naams wil; maar wie volhardt tot aan het einde, die zal zalig worden.
14 Wanneer gij nu den gruwel der ver woesting waarvan de profeet Danil gesproken heeft zult zien staan, waar het niet behoort wie het leest, die lette daarop!, dan vliede op de bergen, wie in Juda is;15 en wie op het dak is, die kome niet af in het huis, en ga er niet in, om iets uit zijn huis te halen;16 en wie op het veld is, die kere niet weder terug, om zijne klederen te halen.17 Doch wee den zwangeren en zogenden in dien tijd!18 En bidt, dat uwe vlucht niet geschiede in den winter.19 Want in die dagen zal er ene verdrukking zijn, zoals er nooit geweest is van het begin der wereld, welke God geschapen heeft, tot nu toe, en ook niet wezen zal.20 En indien de Heer deze dagen niet verkort had, zou er geen mens behouden worden; maar om der uitverkorenen wil, die Hij uitverkoren heeft, heeft Hij deze dagen verkort.21 Zo iemand in dien tijd tot u zeggen zal: Ziet hier is de Christus, of: Ziet, hij is daar, zo gelooft het niet.22 Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan, die tekenen en wonderen doen zullen, om, indien het mogelijk ware, zelfs de uitverkorenen te misleiden.23 Maar ziet gij voor uzelven toe! Ziet, ik heb het u alles tevoren gezegd.
24 En in dien tijd, na die verdrukking, zal de zon verduisterd worden, en de maan haar schijnsel niet geven,25 en de sterren zullen van den hemel vallen, en de krachten der hemelen zullen bewogen worden.26 En alsdan zullen zij des Mensen Zoon zien komen in de wolken met grote kracht en heerlijkheid.27 En dan zal hij zijne Engelen uitzenden, en zal zijn uitverkorenen vergaderen uit de vier winden, van het einde der aarde tot het einde der hemelen toe.
28 Leert van den vijgeboom deze gelijkenis: wanneer zijne takken sappig worden en hij bladeren krijgt, zo weet gij, dat de zomer nabij is.29 Alzo ook, wanneer gij ziet, dat dit geschiedt, zo weet, dat het nabij is.30 Voorwaar, ik zeg u: Dit geslacht zal niet vergaan, totdat dit alles zal geschied zijn.31 Hemel en aarde zullen vergaan, maar mijne woorden zullen niet vergaan.32 Maar van dien dag en die ure weet niemand, zelfs de Engelen in den hemel niet, ook de Zoon niet, maar alleen de Vader.33 Ziet toe, waakt en bidt, want gij weet niet, wanneer de tijd daar is.34 Gelijk een mens, die buitenslands trok en zijn huis verliet, en aan zijne dienstknechten het beheer gaf, en elk zijn werk, en den deurwachter gebood, dat hij zou waken:35 Zo waakt nu, want gij weet niet, wanneer de heer van het huis komen zal, des avonds, of te middernacht, of omtrent het hanengekraai, of des morgens;36 opdat hij niet plotseling kome en u slapende vinde.37 En wat ik zeg, dat zeg ik allen: waakt!