Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Lukas 9

1 En hij riep de twaalve te zamen, en gaf hun kracht en macht over alle duivelen, en om ziekten te genezen;2 en hij zond hen uit om het rijk Gods te prediken en de kranken gezond te maken,3 en zeide tot hen: Gij zult niets met u nemen op den weg, noch staf, noch reiszak, noch brood, noch geld; niemand zal ook twee rokken hebben.4 En waar gij in een huis zult ingaan, blijft daarin, totdat gij van daar trekt.5 En waar zij u niet zullen aannemen, gaat uit die stad, en schudt ook het stof van uwe voeten, tot ene getuige nis tegen hen. --6 En zij gingen uit, en trokken door de vlekken, en predikten het evangelie, en maakten overal gezond.7 En het kwam Herodes, den viervorst, ter ore, al wat door hem geschiedde; en hij was bezorgd, omdat door sommigen gezegd werd, dat Johannes van de doden was opgestaan;8 en door sommigen, dat Ela verschenen was; en door anderen, dat een der oude profeten was opgestaan.9 En Herodes zeide: Johannes heb ik onthoofd; wie is dan deze, van wien ik zo iets hoor? En hij begeerde hem te zien.

10 En de apostelen kwamen weder, en verhaalden hem hoe grote dingen zij gedaan hadden. En hij nam hen tot zich, en ontweek alleen in ene woestijn bij de stad, genaamd Bethsada.11 En toen het volk dat gewaar werd, trok het hem na, en hij liet hen medegaan, en sprak tot hen van het rijk Gods, en maakte gezond wie het behoefden.12 En de dag begon te dalen; toen traden de twaalve tot hem, en zeiden tot hem: Laat het volk van u, opdat zij heengaan in de omliggende vlekken en dorpen, en herberging en spijs vinden; want wij zijn hier in ene woestijn.13 Maar hij zeide tot hen: Geeft gij hun te eten. Zij zeiden: Wij hebben niet meer dan vijf broden en twee vissen; tenzij dat wij heengaan en spijs kopen voor al dit volk.14 Want er waren bij de vijf duizend mannen. Maar hij zeide tot zijne jongeren: Doet hen nederzitten bij rijen, telkens vijftig en vijftig.15 En zij deden zo, en deden hen allen nederzitten.16 Toen nam hij de vijf broden en de twee vissen, en zag op naar den hemel en dankte daarover, brak ze, en gaf ze aan de jongeren, opdat zij ze aan het volk voorlegden.17 En zij aten en werden allen verzadigd; en er werd opgenomen hetgeen hun van de brokken overgebleven was, twaalf korven.

18 En het geschiedde, toen hij alleen was, en bad, en zijne jongeren bij hem waren, dat hij hun vraagde, zeggende: Wie zeggen de lieden, dat ik ben?19 Zij antwoordden en zeiden: Zij zeggen, Johannes de Doper; en anderen, Ela; en nog anderen: een der oude profeten is opgestaan.20 En hij zeide tot hen: Maar wie zegt gij, dat ik ben? Toen antwoordde Petrus en zeide: Gij zijt de Christus Gods!21 En hij beval hun, gebiedend, dat zij dit niemand zeggen zouden,22 en zeide: Des Mensen Zoon moet veel lijden, en verworpen worden door de Oudsten en Hogepriesters en Schriftgeleerden, en gedood worden, en ten derden dage wederopstaan.23 Toen zeide hij tot hen allen: Wie mij navolgen wil, die verloochene zichzelven, en neme zijn kruis dagelijks op en volge mij.24 Want wie zijn leven behouden wil, die zal het verliezen; maar wie zijn leven verliezen zal om mijnentwil, die zal het behouden.25 En wat baat het den mens, zo hij de gehele wereld wint, en zichzelven verliest of zichzelven schade doet?26 Want wie zich mijns en mijner woorden schaamt, diens zal des Mensen Zoon zich ook schamen, als hij komen zal in zijne heerlijkheid en in die des Vaders en der heilige Engelen.27 En ik zeg u in waarheid, dat er sommigen zijn dergenen die hier staan, die den dood niet smaken zullen, totdat zij het rijk Gods zien.

28 En het geschiedde omtrent acht dagen, nadat hij dit gezegd had, dat hij met zich nam Petrus, Johannes en Jakobus, en op een berg ging om te bidden.29 En toen hij bad, werd de gedaante zijns aangezichts veranderd, en zijn kleed werd wit en blinkend.30 En zie, twee mannen spraken met hem, welke waren Mozes en Ela.31 Die verschenen in heerlijkheid, en spraken van den uitgang, dien hij zou vervullen te Jeruzalem.32 Doch Petrus, en die bij hem waren, waren vol slaap; en toen zij ontwaakten, zagen zij zijne heerlijkheid, en de twee mannen bij hem staande.33 En het geschiedde, toen die van hem weken, dat Petrus tot Jezus zeide: Meester, hier is het goed zijn; laat ons drie hutten maken, voor u ene, voor Mozes ene, en voor Ela ene, en hij wist niet wat hij zeide.34 En toen hij dit zeide, kwam er ene wolk en overschaduwde hen; en zij verschrikten, toen de wolk over hen heentrok.35 En er geschiedde ene stem uit de wolk, zeggende: Deze is Mijn geliefde Zoon; dien zult gij horen.36 En terwijl die stem geschiedde, vonden zij Jezus alleen. En zij verzwegen het, en verhaalden in die dagen niemand iets van hetgeen zij gezien hadden.

37 En het geschiedde des daags daarna, toen zij van den berg kwamen, dat veel volk hun tegemoet kwam.38 En zie, een man onder het volk riep, en zeide: Meester, ik bid u, zie toch mijnen zoon aan; want hij is mijn enige zoon.39 Zie, een geest grijpt hem aan, en plotseling schreeuwt hij, en hij sleurt hem heen en weer, zodat hij schuimt, en ternauwernood wijkt hij van hem, wanneer hij hem mishandeld heeft.40 En ik heb uwe jongeren gebeden, dat zij hem zouden uitdrijven, maar zij konden niet.41 Toen antwoordde Jezus en zeide: O gij ongelovig en verkeerd geslacht, hoelang zal ik bij u zijn en u verdragen? Breng uwen zoon hier.42 En toen hij tot hem kwam, scheurde de duivel hem en trok hem heen en weder; maar Jezus bedreigde den onreinen geest, en maakte den jongen gezond, en gaf hem zijnen vader weder. En zij ontzetten zich allen over de heerlijkheid Gods.

43 En toen zij zich allen verwonderden over al wat hij deed, zeide hij tot zijne jongeren:44 Legt gij deze woorden in uwe oren! Want des Mensen Zoon zal overgeleverd worden in de handen der mensen.45 Maar dat woord verstonden zij niet, en het was voor hen verborgen, zodat zij het niet begrepen; en zij vreesden hem wegens dat woord te vragen.46 En er kwam ene gedachte onder hen op, wie van hen de grootste ware.47 Maar toen Jezus de gedachte hunner harten zag, nam hij een kind en stelde het naast zich,48 en zeide tot hen: Wie dit kind aanneemt in mijnen naam, die neemt mij aan; en wie mij aanneemt, die neemt dengene aan, die mij gezonden heeft. Want wie de kleinste onder u allen is, die zal groot zijn.49 Toen antwoordde Johannes en zeide: Meester, wij zagen iemand, die in uwen naam de duivelen uitdreef, en wij verboden het hem, want hij volgt u niet met ons.50 En Jezus zeide tot hem: Verbied het niet: want wie niet tegen ons is, is voor ons.

51 En het geschiedde, toen de tijd vervuld was, dat hij van hier genomen zou worden, dat hij zijn aangezicht keerde, om naar Jeruzalem te reizen.52 En hij zond boden voor zich uit; die gingen, en kwamen in een vlek der Samaritanen om herberg voor hem te bestellen.53 En zij namen hem niet aan, omdat hij zijn aangezicht gekeerd had om naar Jeruzalem te reizen.54 Toen nu zijne jongeren Jakobus en Johannes dat zagen, zeiden zij: Heer, wilt gij dat wij zeggen, dat vuur van den hemel valle en dezen verslinde, gelijk ook Ela gedaan heeft?55 Maar Jezus keerde zich om en bestrafte hen, en zeide: Weet gij niet, wat geestes kinderen gij zijt?56 Des Mensen Zoon is niet gekomen om de zielen der mensen te verderven, maar om te behouden.

57 En zij gingen naar een ander vlek. En het geschiedde toen zij op den weg waren, dat iemand tot hem zeide: Ik zal u volgen, waar gij ook heengaat.58 En Jezus zeide tot hem: De vossen hebben holen, en de vogelen des hemels hebben nesten; maar des Mensen Zoon heeft niet waar hij zijn hoofd kan nederleggen.59 En hij zeide tot een ander: Volg mij. Doch hij zeide: Heer, vergun mij, dat ik eerst heenga om mijnen vader te begraven.60 Maar Jezus zeide tot hem: Laat de doden hunne doden begraven; doch gij, ga heen en verkondig het rijk Gods.61 En een ander zeide: Heer, ik zal u volgen; maar vergun mij eerst afscheid te nemen van degenen die in mijn huis zijn.62 Doch Jezus zeide tot hem: Wie zijne hand aan den ploeg slaat en terugziet, is niet geschikt tot het rijk Gods.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile