the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Lukas 21
1 En opziende zag hij de rijken hunne gaven in de godskist werpen.2 En hij zag ook ene arme weduwe, die wierp er twee penningen in.3 En hij zeide: Voorwaar, ik zeg u: Deze arme weduwe heeft meer ingeworpen dan zij allen;4 want deze allen hebben van hunnen overvloed ingeworpen tot het offer Gods, maar zij heeft van hare armoede den gansen schat, dien zij had, er ingeworpen.
5 En toen sommigen zeiden van den tempel, dat hij met fraaie stenen en kostbaarheden versierd was, zeide hij:6 De tijd zal komen, in welken van dit alles, wat gij ziet, geen steen op den anderen zal gelaten worden, die niet in stukken zal worden gebroken.7 En zij vraagden hem, zeggende: Meester, wanneer zal dit geschieden? En wat is het teken, wanneer dat geschieden zal?8 En hij zeide: Ziet toe, laat u niet misleiden; want velen zullen komen onder mijnen naam, en zeggen: Ik ben het, en de tijd is nabij gekomen. Volgt hen niet!9 En als gij horen zult van oorlogen en beroeringen, zo verschrikt niet; want dit moet te voren geschieden, maar het einde is nog niet terstond daar.10 Toen zeide hij tot hen: Het ene volk zal opstaan tegen het andere, en het ene rijk tegen het andere;11 en er zullen zijn grote aardbevingen hier en ginds, hongersnoden en pestziekten; ook zullen er verschrikkingen en grote tekenen aan den hemel geschieden.12 Maar Vr dit alles zullen zij de handen aan u slaan en zullen u overleveren in hunne synagogen en gevangenissen, en voor koningen en landvoogden leiden, om mijns naams wil;13 en dit zal u overkomen tot ene getuigenis.14 Zo neemt nu ter harte, dat gij niet bezorgd zijt hoe gij u verantwoorden zult.15 Want ik zal u mond en wijsheid geven, welke al uwe wederpartijders niet zullen kunnen tegenspreken noch wederstaan.16 En gij zult overgeleverd worden door ouders, broeders, bloedverwanten en vrienden, en zij zullen sommigen van u doden,17 en gij zult gehaat worden door iedereen om mijns naams wil.18 Doch geen haar van uw hoofd zal verloren gaan.19 Bezit uwe zielen in lijdzaamheid.
20 Wanneer gij nu zien zult, dat Jeruzalem belegerd wordt door een heir, zo merkt, dat hare verwoesting nabij gekomen is.21 Alsdan vliede wie in Juda is op de bergen; en wie er midden in is, die wijke daaruit; en wie op het land is, die kome er niet in;22 want dit zijn de dagen der wraak, opdat alles vervuld worde wat geschreven is.23 En wee den zwangeren en zogenden in die dagen! Want er zal grote nood op de aarde zijn, en toorn over dit volk;24 en zij zullen vallen door de scherpte des zwaards, en gevankelijk weggevoerd worden onder alle volken; en Jeruzalem zal vertreden worden door de heidenen, totdat de tijd der heidenen zal vervuld zijn.25 En er zullen tekenen geschieden aan zon en maan en sterren, en op de aarde zullen de volken angstig en radeloos zijn, bij het bruisen van zee en watergolven;26 en de mensen zullen bezwijken van vrees en verwachting der dingen, die komen zullen op de aarde; want ook de krachten der hemelen zullen bewogen worden.27 En alsdan zullen zij des Mensen Zoon zien komen in ene wolk met grote kracht en heerlijkheid.28 Als nu dit begint te geschieden, zo ziet op en heft uwe hoofden omhoog, omdat uwe verlossing nabij is.
29 En hij zeide tot hen ene gelijkenis: Aanschouwt den vijgeboom en alle bomen.30 Wanneer zij uitbotten, en gij dit ziet, zo merkt gij, dat nu de zomer nabij is.31 Alzo ook gij, wanneer gij dit ziet geschieden, zo weet, dat het rijk Gods nabij is.32 Voorwaar, ik zeg u: Dit geslacht zal niet vergaan, totdat het alles zal geschied zijn.33 Hemel en aarde zullen vergaan, maar mijne woorden zullen niet vergaan.34 Maar wacht u, dat uwe harten niet bezwaard worden met brasserij en dronkenschap, en met zorgen voor het levensonderhoud, en die dag u niet onvoorziens overkome!35 Want hij zal als een valstrik komen over allen, die op de aarde wonen.36 Zo zijt altijd wakker, en bidt, dat gij waardig moogt geacht worden te ontvlieden dit alles, hetgeen geschieden zal, en te staan voor des Mensen Zoon,37 En hij leerde des daags in den tempel; maar des nachts ging hij uit, en bleef den nacht over aan den Olijfberg.38 En al het volk kwam des morgens vroeg tot hem in den tempel om hem te horen.