Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Lukas 18

1 En hij zeide ook ene gelijkenis tot hen om te leren, dat men altijd moet bidden en niet moede worden,2 zeggende: Er was een zeker rechter in ene stad, die God niet vreesde en geen mens ontzag.3 En er was ene zekere weduwe in die stad, die kwam tot hem zeggende: Verschaf mij recht tegenover mijne wederpartij.4 En hij wilde een tijd lang niet; maar daarna dacht hij bij zichzelven: Hoewel ik God niet vrees en geen mens ontzie,5 nochtans, omdat deze weduwe mij zoveel moeite maakt, zal ik haar recht verschaffen, opdat zij ten laatste niet kome en mij op het gezicht sla.6 Toen zeide de Heer: Hoort wat de onrechtvaardige rechter zegt.7 En zou dan God ook geen recht doen aan zijne uitverkorenen, die dag en nacht tot hem roepen, en zal hij te langzaam voor hen zijn?8 Ik zeg u: Hij zal hun schielijk recht doen. Doch wanneer des Mensen Zoon komen zal, zal hij ook het geloof vinden op de aarde?

9 En hij zeide tot sommigen, die zich overtuigd hielden, dat zij rechtvaardig waren, en de anderen verachtten, deze gelijkenis:10 Twee mensen gingen opwaarts in den tempel om te bidden; de een was een Farizer, de ander een tollenaar.11 De Farizer stond, en bad bij zichzelven aldus: Ik dank u, God, dat ik niet ben gelijk de andere mensen, rovers, onrechtvaardigen, overspelers, noch ook gelijk deze tollenaar;12 ik vast tweemaal in de week, en geef de tienden van al wat ik heb.13 En de tollenaar stond van verre, en wilde zelfs zijne ogen niet opheffen ten hemel, maar sloeg op zijne borst, zeggende: God, wees mij zondaar genadig!14 Ik zeg u: Deze ging af gerechtvaardigd naar zijn huis meer dan gene; want wie zichzelven verhoogt, die zal vernederd worden en wie zichzelven vernedert, die zal verhoogd worden.

15 En zij brachten ook jonge kinderen tot hem, opdat hij hen zou aanraken; en toen de jongeren dat zagen, bestraften zij hen.16 Maar Jezus riep hen tot zich, en zeide: Laat de kinderen tot mij komen, en weert hen niet; want derzulken is het rijk Gods.17 Voorwaar, ik zeg u: Wie het rijk Gods niet ontvangt als een kind, zal er niet inkomen.

18 En een overste vraagde hem, zeggende: Goede Meester, wat ik doen, opdat ik het eeuwige leven berve?19 En Jezus zeide tot hem: Wat noemt gij mij goed? Niemand is goed dan de enige God.20 Gij weet de geboden wel: "Gij zult geen overspel doen; gij zult niet doden; gij zult niet stelen; gij zult geen valse getuigenis spreken; gij zult uwen vader en uwe moeder eren."21 En hij zeide: Dit alles heb ik onderhouden van mijn jeugd af.22 Doch toen Jezus dit hoorde, zeide hij tot hem: En ding ontbreekt u nog: verkoop al wat gij hebt en geef het den armen, zo zult gij een schat in den hemel hebben; en kom en volg mij.23 Maar toen hij dit hoorde, werd hij treurig; want hij was zeer rijk.24 Toen nu Jezus zag, dat hij treurig geworden was, zeide hij: Hoe bezwaarlijk zullen de rijken in het rijk Gods komen!25 Het is lichter, dat een kameel door een naaldenoog ga, dan dat een rijke in het rijk Gods komt.26 Toen zeiden zij, die dit hoorden: Wie kan dan zalig worden?27 Doch hij zeide: Wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God.28 Toen zeide Petrus: Zie, wij hebben alles verlaten en zijn u gevolgd.29 En hij zeide tot hen: Voorwaar, ik zeg u: Niemand is er, die zijn huis verlaat, of ouders of broeders, of huisvrouw of kinderen, om het rijk Gods,30 die niet veel meer zal weder ontvangen in dezen tijd, en in de toekomende wereld het eeuwig leven.

31 En hij nam tot zich de twaalve, en zeide tot hen: Zie, wij gaan op naar Jeruzalem, en het zal alles volbracht worden wat door de Profeten geschreven is van des Mensen Zoon.32 Want hij zal overgeleverd worden aan de heidenen, en hij zal bespot en mishandeld en bespuwd worden,33 en zij zullen hem geeselen en doden; en op den derden dag zal hij weder opstaan.34 Maar zij verstonden daar niets van, en die woorden waren hun verborgen, en zij begrepen niet wat er gezegd was.

35 En het geschiedde, toen hij nabij Jericho kwam, dat er een blinde aan den weg zat en bedelde.36 En toen hij het volk hoorde, dat voorbijging, vraagde hij wat dat was.37 Toen zeiden zij hem, dat Jezus van Nazaret daar voorbijging.38 En hij riep, zeggende: Jezus, gij zoon Davids, ontferm u over mij!39 En die vooraan gingen bestraften hen, opdat hij zwijgen zou; maar hij riep zoveel te meer: Gij, zoon Davids, ontferm u over mij!40 En Jezus stond stil en beval, dat men den man tot hem zou brengen. En toen hij nabij gebracht was, vraagde hij hem,41 zeggende: Wat wilt gij, dat ik u doen zal? Hij zeide: Heer, dat ik ziende mag worden.42 En Jezus zeide tot hem: Word ziende! Uw geloof heeft u geholpen.43 En terstond werd hij ziende, en volgde hem, en prees God. En al het volk, dat ziende, loofde God.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile