the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Lukas 17
1 En hij zeide tot zijne jongeren: Het is onmogelijk, dat er geen ergernissen komen; maar wee hem, door wien zij komen.2 Het ware hem nutter dat men een molensteen aan zijnen hals hing en hem in de zee wierp, dan dat hij n van deze kleinen ergerde.3 Hebt acht op uzelve. Indien uw broeder tegen u zondigt, zo bestraf hem; en indien hij berouw heeft, vergeef het hem.4 En ware het, dat hij zevenmaal 's daags tegen u zondigde, en zevenmaal 's daags weder tot u kwam en zeide: Het berouwt mij, zo zult gij het hem vergeven.5 En de apostelen zeiden tot den Heer: Sterk ons het geloof!6 En de Heer zeide: Zo gij een geloof hebt als een mostaardkorrel en tot dezen moerbezinboom zult zeggen: Trek u uit en verzet u in de zee, zo zal hij u gehoorzaam zijn.7 Wie is er onder u, die een knecht heeft, welke voor hem ploegt of het vee weidt, die tot hem, als hij van het veld tehuis komt, zal zeggen: Ga terstond heen en zet u aan tafel?8 Is het niet zo, dat hij tot hem zeggen zal: Maak mijn maaltijd gereed en gord u, en dien mij, totdat k zal gegeten en gedronken hebben; daarna zult gij ook eten en drinken?9 Dankt hij ook dien knecht, omdat hij gedaan heeft, wat hem bevolen was? Ik denk, neen.10 Alzo ook gij, wanneer gij gedaan hebt al wat u bevolen is, zo zegt: Wij zijn onnutte knechten, wij hebben slechts gedaan hetgeen wij schuldig waren te doen.
11 En het geschiedde, toen hij naar Jeruzalem reisde, dat hij trok midden door Samaria en Galila.12 En toen hij in een vlek kwam, ontmoetten hem tien melaatse mannen; die stonden van verre,13 en verhieven hunne stem en zeiden: Jezus, Meester, ontferm u over ons!14 En toen hij hen zag, zeide hij tot hen: Gaat heen en toont u aan de priesters. En het geschiedde, terwijl zij heengingen, dat zij rein werden.15 En n van hen, ziende dat hij gezond geworden was, keerde weder, en prees God met ene luide stem,16 en viel op zijn aangezicht voor zijne voeten, en dankte hem; en deze was een Samaritaan.17 En Jezus antwoordde en zeide: Zijn er niet tien rein geworden? Waar zijn dan de negen?18 Is er niemand gevonden, die wederkeert en Gode de eer geeft, dan deze vreemdeling?19 En hij zeide tot hem: Sta op, ga heen; uw geloof heeft u geholpen.
20 En toen hem gevraagd werd door de Farizen: Wanneer komt het rijk Gods? antwoordde hij hun en zeide: Het rijk Gods komt niet met uiterlijke vertoning;21 men zal ook niet zeggen: Zie hier, of: daar is het. Want zie, het rijk Gods is inwendig in u.22 En hij zeide tot de jongeren: De tijd zal komen, waarin gij zult begeren een der dagen van des Mensen Zoon te zien, en zult dien niet zien.23 En zij zullen tot u zeggen: Zie hier, zie daar! --gaat niet heen, en volgt niet.24 Want gelijk de bliksem boven van den hemel flikkert, en licht over alles, wat onder den hemel is, alzo zal des Mensen Zoon wezen in zijnen dag.25 Maar eerst moet hij veel lijden, en verworpen worden door dit geslacht.26 En gelijk het geschied is ten tijde van Noach, zo zal het ook geschieden in de dagen van des Mensen Zoon.27 Zij aten, zij dronken, zij trouwden, zij werden ten huwelijk gegeven, tot op den dag, toen Noach in de ark ging, en de zondvloed kwam en hen allen verdelgde.28 Evenzo ook, gelijk het geschiedde ten tijde van Lot. Zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden;29 maar op den dag, toen Lot uit Sodom ging, regende het vuur en zwavel van den hemel, en verdelgde hen allen.30 Op die wijze zal het ook gaan op den dag, wanneer des Mensen Zoon geopenbaard zal worden.31 Wie op dien dag op het dak is, en zijn huisraad in huis, die kome niet af om het te halen; desgelijks wie op het veld is, die kere niet om naar hetgeen achter hem is.32 Gedenk aan Lots huisvrouw!33 Wie zijn ziel zoekt te behouden, die zal haar verliezen; en wie haar verliezen zal, die zal haar ten leven behouden.34 Ik zeg u: In dien nacht zullen er twee op n bed liggen: de een zal aangenomen en de ander verlaten worden.35 Twee zullen met elkander malen: de ene zal aangenomen en de andere verlaten worden.36 Twee zullen op het veld zijn: de een zal aangenomen en de ander verlaten worden.37 En zij antwoordden en zeiden tot hem: Heer, waar? En hij zeide tot hen: Waar het aas is, daar vergaderen zich ook de arenden.