the Fourth Week of Advent
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Lukas 15
1 En er naderden tot hem allerlei tollenaars en zondaars, om hem te horen.2 En de Farizen en Schriftgeleerden murmureerden, zeggende: Deze neemt de zondaars aan, en eet met hen.3 En hij sprak tot hen deze gelijkenis, zeggende:4 Welk mens is er onder u, die honderd schapen heeft, en, als hij n van deze verliest, niet de negen en negentig in de woestijn laat, en heengaat naar het verlorene, totdat hij het vindt?5 En als hij het gevonden heeft, zo legt hij het op zijne schouders met vreugde;6 en te huis komende, roept hij zijne vrienden en geburen, en zegt tot hen: Verblijdt u met mij, want ik heb mijn schaap gevonden, dat verloren was.7 Ik zeg u: Alzo zal er ook vreugde zijn in den hemel over nen zondaar die boete doet, meer dan over negen en negentig rechtvaardigen, die de boete niet behoeven.8 Of welke vrouw is er, die tien penningen heeft, en als zij n daarvan verliest, geen lamp aansteekt, en het huis keert, en naarstig zoekt, totdat zij hem vindt?9 En als zij hem gevonden heeft, roept zij hare vriendinnen en geburinnen, en zegt: Verblijdt u met mij, want ik heb mijnen penning gevonden, dien ik verloren had!10 Alzo ook, zeg ik u, zal er vreugde zijn voor de Engelen Gods over nen zondaar, die boete doet.
11 En hij zeide: Een zeker mens had twee zonen.12 En de jongste van hen zeide tot den vader: Vader, geef mij het deel der goederen, dat mij toekomt.13 En hij deelde hun het goed. En niet lang daarna vergaderde de jongste zoon alles te zamen, en trok naar een ver land; en hij bracht aldaar zijn goed door, losbandig levende.14 Toen hij nu al het zijne verteerd had, ontstond er een grote hongersnood in dat land en hij begon gebrek te lijden,15 en ging heen en voegde zich bij een der burgers van dat land; die zond hem op zijnen akker om de zwijnen te hoeden.16 En hij begeerde zijn buik te vullen met den draf, dien de zwijnen aten, en niemand gaf hem dien.17 Toen kwam hij tot zichzelven, en zeide: Hoevele huurlingen heeft mijn vader, die overvloed van brood hebben, en ik verga hier van honger.18 Ik zal mij opmaken en tot mijnen vader gaan, en tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen den hemel en voor u,19 en ben voortaan niet meer waardig, dat ik uw zoon genoemd word; maak mij tot een van uwe huurlingen.20 En hij maakte zich op en kwam tot zijnen vader. En toen hij nog verre van hem was, zag hem zijn vader, en hij werd innerlijk bewogen, liep toe en viel hem om den hals en kuste hem.21 En de zoon zeide tot hem: Vader, ik heb gezondigd tegen den hemel en voor u; ik ben voortaan niet meer waardig, dat ik uw zoon genoemd word.22 Maar de vader zeide tot zijne knechten: Brengt het beste kleed voor, en doet het hem aan, en geeft hem een ring aan de hand en schoenen aan de voeten,23 en brengt het gemeste kalf en slacht het, en laat ons eten en vrolijk zijn;24 want deze mijn zoon was dood en is weder levend geworden; hij was verloren en is wedergevonden. En zij begonnen vrolijk te zijn.25 Doch de oudste zoon was op het veld; en toen hij nabij het huis kwam, hoorde hij de muziek en den dans,26 en riep tot zich een der knechten, en vraagde wat dat was.27 En deze zeide tot hem: Uw broeder is gekomen, en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht, omdat hij hem gezond weder heeft.28 Hierover werd hij toornig, en wilde niet ingaan. Toen ging zijn vader uit, en bad hem.29 Maar hij antwoordde en zeide tot den vader: Zie, zovele jaren dien ik u, en heb uw gebod nog nooit overtreden, en gij hebt mij nooit een bok gegeven, opdat ik met mijne vrienden mocht vrolijk zijn;30 maar nu deze uw zoon gekomen is, die uw goed met hoeren doorgebracht heeft, hebt gij voor hem het gemeste kalf geslacht.31 Maar hij zeide tot hem: Mijn zoon, gij zijt altijd bij mij, en al wat het mijne is, is het uwe.32 Dus behoordet gij vrolijk en goedsmoeds te zijn; want deze uw broeder was dood, en is weder levend geworden; hij was verloren, en is wedergevonden.