the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Lukas 13
1 En er waren te dier tijd enigen tegenwoordig, die hem berichtten van de Galilers, wier bloed Pilatus met hunne offers gemengd had.2 En Jezus antwoordde en zeide tot hen: Meent gij, dat deze Galilers boven alle Galilers zondaars geweest zijn, omdat zij dit geleden hebben?3 Ik zeg u: Neen; maar indien gij u niet bekeert, zo zult gij allen ook alzo omkomen.4 Of meent gij, dat die achttien, op welke de toren te Siloah viel en hen doodde, schuldig zijn geweest boven alle mensen, die te Jeruzalem wonen?5 Ik zeg u: Neen; maar indien gij u niet bekeert, zo zult gij allen ook alzo omkomen.
6 En hij zeide deze gelijkenis: Er was een zeker mens, die een vijgeboom geplant had in zijnen wijngaard; en hij kwam en zocht vrucht daarop, en vond ze niet.7 Toen zeide hij tot den wijngaardenier: Zie, ik ben nu drie jaren lang gekomen, en heb vrucht gezocht op dezen vijgeboom, en vind ze niet; houw hem uit. Waarom is hij tot hinder op het land?8 Maar hij antwoordde en zeide tot hem: Heer, laat hem nog dit jaar, totdat ik om hem heen gegraven en mest gelegd zal hebben,9 of hij nog vrucht wil dragen; zo niet, houw hem daarna uit.
10 En hij leerde in ene der synagogen op den sabbat.11 En zie, er was ene vrouw, die een geest der krankheid had gehad achttien jaren lang; en zij was krom, en kon zich in het geheel niet oprichten.12 En toen Jezus haar zag, riep hij haar tot zich, en zeide tot haar: Vrouw, wees verlost van uwe krankheid.13 En hij legde de handen op haar; en terstond richtte zij zich op, en prees God.14 Toen antwoordde de overste der synagoge, misnoegd zijnde, dat Jezus op den sabbat genas, en zeide tot het volk: Er zijn zes dagen, op welke men arbeiden moet; komt op deze en laat u genezen, en niet op den sabbatdag.15 En de Heer antwoordde hem en zeide: Gij huichelaar, ontbindt niet ieder van u op den sabbat zijnen os of ezel van de krib, en leidt hem heen om hem te drenken?16 Zou deze dan, die toch Abrahams dochter is, welke de satan nu achttien jaren gebonden had, niet ontbonden worden van dezen band op den sabbatdag?17 En toen hij dit zeide, moesten zij allen zich schamen, die tegen hem geweest waren; en al het volk verheugde zich over al de heerlijke daden, die door hem geschiedden.
18 En hij zeide: Waaraan is het rijk Gods gelijk, en waarbij zal ik het vergelijken?19 Het is gelijk een mostaardkorrel, die een mens nam en in zijnen hof wierp; en zij wies op en werd een grote boom, en de vogelen des hemels woonden in zijne takken.20 En wederom zeide hij: Waarbij zal ik het rijk Gods vergelijken?21 Het is gelijk een zuurdeeg, hetwelk ene vrouw nam en verborg onder drie maten meel, totdat het geheel gezuurd was.22 En hij ging door steden en vlekken, en leerde, en nam zijnen weg naar Jeruzalem.
23 En er zeide een tot hem: Heer, meent gij, dat er weinigen zalig worden?24 En hij zeide tot hen: Worstelt, om door de enge poort in te gaan; want velen, zeg ik u, zullen trachten in te komen, en zullen het niet kunnen.25 Van dien tijd af, als de huiswaard opgestaan is en de deur toegesloten heeft, zult gij beginnen daarbuiten te staan en aan de deur te kloppen, zeggende: Heer, Heer, doe ons open! En hij zal antwoorden en tot u zeggen: Ik ken u niet van waar gij zijt.26 Zo zult gij dan beginnen te zeggen: Wij hebben voor uwe ogen gegeten en gedronken, en op onze straten hebt gij geleerd.27 En hij zal zeggen: Ik zeg u: Ik ken u niet van waar gij zijt: wijkt allen van mij, gij kwaaddoeners!28 Daar zal geween zijn en geknars der tanden, wanneer gij zien zult Abraham en Isak en Jakob en alle profeten in het rijk Gods, maar u daar uitgestoten.29 En er zullen er komen van het Oosten en het Westen, en van het Noorden en het Zuiden, die zullen aanzitten in het rijk Gods.30 En zie, er zijn laatsten, die de eersten zullen zijn; en er zijn eersten, die de laatsten zullen zijn.
31 Op denzelfden dag kwamen sommige Farizen, en zeiden tot hem: Vertrek en ga van hier, want Herodes wil u doden.32 En hij zeide tot hen: Gaat heen en zegt dien vos: Zie, ik drijf boze geesten uit, en maak gezond, heden en morgen, en op den derden dag zal ik een einde nemen.33 Doch ik moet heden en morgen en den volgenden dag reizen, want het gebeurt niet, dat een profeet gedood wordt buiten Jeruzalem.34 Jeruzalem, Jeruzalem! gij die de profeten doodt, en stenigt die tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb ik uwe kinderen willen vergaderen, gelijk ene hen hare kiekens onder hare vleugelen, en gij hebt niet gewild.35 Zie, uw huis zal u woest gelaten worden. Want ik zeg u: Gij zult mij niet zien, totdat het geschieden zal, dat gij zegt: Geloofd zij die komt in den naam des Heren!