Lectionary Calendar
Sunday, December 22nd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Lukas 1

1 Nademaal velen ondernomen hebben, om in orde op te stellen een verhaal van de zaken, die onder ons waarlijk zijn voorgevallen,2 gelijk ons dat overgeleverd is door degenen, die het van den beginne zelve gezien hebben en dienaars des woords geweest zijn:3 zo heb ook ik goedgevonden, naardien ik het alles van den beginne nauwkeurig onderzocht heb, om het aan u, voortreffelijke Theofilus, in orde te schrijven,4 opdat gij moogt kennen den gewissen grond der leer, in welke gij onderwezen zijt.

5 In de dagen van Herodes, den koning van Juda, was er een priester uit de dagorde van Aba, genaamd Zacharias; en zijne huisvrouw was uit Arons dochteren en was genaamd Elisabeth.6 En zij waren beide vroom voor God, en wandelden in alle geboden en instellingen des Heren onberispelijk.7 Maar zij hadden geen kind, want Elisabeth was onvruchtbaar, en zij waren beiden bedaagd.8 En het geschiedde, toen hij het priesterambt bediende voor God ten tijde zijner dagorde,9 naar de gewoonte der priesterlijke bediening, en het zijne beurt was om het reukwerk te ontsteken, dat hij ging in den tempel des Heren.10 En de gehele menigte des volks was buiten, en bad ter ure des reukoffers.11 Toen verscheen hem een Engel des Heren, en stond ter rechterzijde van het reukaltaar.12 En toen Zacharias hem zag, verschrikte hij, en vrees overviel hem.13 Maar de Engel zeide tot hem: Vrees niet, Zacharias, want uw gebed is verhoord, en uwe huisvrouw Elisabeth zal u een zoon baren; diens naam zult gij Johannes noemen.14 En gij zult daarover vreugde en blijdschap hebben, en velen zullen zich over zijne geboorte verblijden.15 Want hij zal groot zijn voor den Heer; wijn en sterken drank zal hij niet drinken, en hij zal van den moederschoot af vervuld worden met den Heiligen Geest.16 En hij zal velen der kinderen Israls tot God, hunnen Heer, bekeren.17 En hij zal voor hem uitgaan, in den geest en de kracht van Ela, om de harten der vaders te bekeren tot de kinderen, en de wederspannigen tot de wijsheid der rechtvaardigen, om den Heer een geschikt volk te bereiden.18 En Zacharias zeide tot den Engel: Waaraan zal ik dat weten? Want ik ben oud, en mijne huisvrouw is bedaagd.19 En de Engel antwoordde en zeide tot hem: Ik ben Gabril, die voor God sta, en ben gezonden, om met u te spreken en u dit te verkondigen.20 En zie, gij zult stom worden en niet kunnen spreken, tot den dag, dat dit geschieden zal, omdat gij mijne woorden niet geloofd hebt, die op hunnen tijd zullen vervuld worden.21 En het volk wachtte op Zacharias, en zij verwonderden zich, dat hij zolang in den tempel vertoefde.22 En toen hij uitging, kon hij niet tot hen spreken; en zij merkten, dat hij een gezicht gezien had in den tempel. En hij wenkte hen, en bleef stom.23 En het geschiedde, toen de tijd zijner bediening om was, dat hij weder naar zijn huis ging.24 En na die dagen werd zijne huisvrouw Elisabeth zwanger, en verborg zich vijf maanden, zeggende:25 Alzo heeft de Heer mij gedaan, in de dagen, toen Hij mij aangezien heeft, om mijne versmaadheid onder de mensen van mij af te nemen.

26 En in de zesde maand werd de Engel Gabril door God gezonden naar ene stad van Galila, genaamd Nazaret27 tot ene maagd, die ondertrouwd was aan een man, genaamd Jozef van het huis David; en de maagd heette Maria.28 En bij haar binnengekomen zijnde, zeide de Engel: Wees gegroet, gij begenadigde! De Heer is met u, gij gezegende onder de vrouwen.29 Maar toen zij hem zag, verschrikte zij over zijn woord, en dacht: Welk een groet is dat?30 En de Engel zeide tot haar: Vrees niet, Maria, gij hebt genade bij God gevonden.31 Zie, gij zult zwanger worden en een Zoon baren; diens naam zult gij Jezus noemen.32 Deze zal groot zijn en een Zoon des Allerhoogsten genoemd worden: en God de Heer zal hem den troon van zijnen vader David geven;33 en hij zal koning zijn over Jakobs huis eeuwiglijk, en aan zijn koninkrijk zal geen einde zijn.34 Toen zeide Maria tot den Engel: Hoe zal dat toegaan, daar ik van genen man weet?35 De Engel antwoordde en zeide tot haar: De Heilige Geest zal over u komen, en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom zal ook het heilige, dat van u geboren zal worden, Gods Zoon genaamd worden.36 En zie, Elisabeth, uwe bloedverwante, is ook zwanger in haren ouderdom van enen zoon; en zij, die onvruchtbaar genoemd werd, is nu in hare zesde maand.37 Want bij God is geen ding onmogelijk.38 En Maria zeide: Zie, ik ben des Heren dienstmaagd; mij geschiede gelijk gij gezegd hebt. En de Engel verliet haar.

39 En Maria stond op in die dagen, en trok met haast naar het gebergte, naar ene stad van Juda,40 en kwam in het huis van Zacharias, en groette Elisabeth.41 En het geschiedde, toen Elisabeth de groetenis van Maria hoorde, dat het kind in haren schoot opsprong. En Elisabeth werd vol van den Heiligen Geest,42 en riep overluid, zeggende: Gezegend zijt gij onder de vrouwen, en gezegend is de vrucht uws schoots!43 En vanwaar wedervaart mij dit, dat de moeder mijns Heren tot mij komt?44 Zie, toen ik de stem uwer groetenis hoorde, sprong het kind van vreugde op in mijnen schoot.45 En zalig zijt gij, die geloofd hebt; want het zal vervuld worden hetgeen u gezegd is van den Heer.46 En Maria zeide: Mijne ziel verheft den Heer,47 en mijn geest verheugt zich in God, mijnen Heiland;48 want Hij heeft de geringheid zijner dienstmaagd aangezien. Zie, van nu aan zullen mij zalig prijzen alle geslachten;49 want Hij heeft grote dingen aan mij gedaan, Hij, die machtig en wiens naam heilig is,50 en zijne barmhartigheid duurt van geslacht tot geslacht bij degenen die Hem vrezen.51 Hij oefent macht met zijnen arm, en verstrooit wie hoovaardig zijn in den zin hunner harten;52 Hij stoot machtigen van den troon, en nederigen verhoogt Hij;53 hongerigen vervult Hij met goederen, en laat rijken ledig.54 Hij gedenkt aan de barmhartigheid, en helpt zijnen knecht Isral,55 gelijk Hij gesproken heeft tot onze vaderen--Abraham en zijn zaad in eeuwigheid. --56 En Maria bleef bij haar omtrent drie maanden; daarna keerde zij weder naar huis.

57 En de tijd van Elisabeth kwam, dat zij baren zou, en zij baarde een zoon.58 En hare geburen en bloedverwanten hoorden, dat de Heer grote barmhartigheid aan haar gedaan had, en zij verheugden zich met haar.59 En het geschiedde, dat zij op den achtsten dag kwamen om het kind te besnijden, en zij noemden het, naar zijnen vader, Zacharias.60 Maar zijne moeder antwoordde en zeide: Geenszins, maar hij zal Johannes heten.61 En zij zeiden tot haar: Er is immers niemand in uwe maagschap, die zo heet.62 En zij wenkten zijnen vader, hoe hij wilde, dat hij genoemd zou worden.63 En hij eiste een schrijftafeltje en schreef: Zijn naam is Johannes. En zij verwonderden zich allen.64 En terstond werd zijn mond en zijne tong geopend, en hij sprak, en loofde God.65 En er kwam vrees over alle geburen; en er werd veel over al deze dingen gesproken, op het gehele gebergte van Juda.66 En allen, die het hoorden, namen het ter harte en zeiden: Wat dunkt u, dat van dit kind worden zal? En de hand des Heren was met hem.

67 En zijn vader Zacharias werd vol van den Heiligen Geest, profeteerde, en zeide:68 Geloofd zij de Heer, de God van Isral; want Hij heeft zijn volk bezocht en verlost,69 en heeft ons een hoorn des heils opgericht in het huis van zijnen knecht David,70 gelijk Hij in verleden tijden gesproken heeft door den mond zijner heilige profeten,71 om ons te verlossen van onze vijanden en uit de hand van allen, die ons haten,72 en barmhartigheid te bewijzen aan onze vaderen, en te gedenken aan zijn heilig verbond,73 en aan den eed, dien Hij onzen vader Abraham gezworen heeft, om ons te geven,74 dat wij, verlost uit de hand onzer vijanden, hem dienen zouden zonder vrees,75 ons leven lang, in heiligheid en gerechtigheid, die hem behaaglijk is.76 En gij, kind! zult een profeet des Allerhoogsten heten; gij zult voor den Heer uitgaan, om zijnen weg te bereiden,77 en zijn volk kennis des heils te geven, bestaande in vergeving hunner zonden,78 door de hartelijke barmhartigheid onzes Gods, door welke ons bezocht heeft de opgang uit de hoogte,79 opdat hij verschijne aan degenen, die zitten in duisternis en schaduw des doods, en onze voeten richte op den weg des vredes.80 En het kind wies en werd sterk naar den geest, en was in de woestijn, totdat hij zou optreden voor het volk Israls.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile