the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Leviticus 8
1 En de Heer sprak tot Mozes, zeggende:2 Neem Aron, en zijne zonen met hem, benevens hunne klederen, en de zalfolie, en een var tot een zondoffer, en twee rammen, en een korf met ongezuurde broden;3 en vergader de gehele gemeente voor den ingang van de tent der samenkomst.4 En Mozes deed, gelijk de Heer hem geboden had, en vergaderde de gemeente voor den ingang van de tent der samenkomst,5 en sprak tot hen: Dit is het wat de Heer geboden heeft te doen.6 En Mozes nam Aron en zijne zonen, en wies hen met water,7 en deed hem den linnen rok aan, en gordde hem met den gordel, en trok hem den purperen rok aan, en deed hem den lijfrok daarover aan, en gordde dien met den band des lijfroks;8 en hij deed hem den borstlap aan, en in den borstlap de Urim en Tummim;9 en hij zette hem den hoed op het hoofd, en voegde aan den hoed, boven aan zijn voorhoofd, de gouden plaat der heilige kroon, gelijk de Heer aan Mozes geboden had.10 En Mozes nam de zalfolie, en zalfde de woning en al wat er in was, en wijdde haar;11 en hij sprengde daarmede zevenmaal op het altaar en zalfde het altaar met al zijn gereedschap, het waschvat met zijn voetstuk, opdat het gewijd werd.12 En hij goot van de zalfolie op Arons hoofd en zalfde hem, opdat hij gewijd werd.13 En hij deed Arons zonen naderen, en trok hun linnen rokken aan, en gordde hen met den gordel, en bond hun mutsen op, gelijk de Heer hem geboden had.
14 En hij liet een var tot een zondoffer brengen, en Aron en zijne zonen legden hunne handen op zijn hoofd.15 Toen slachtte men dien, en Mozes nam van het bloed en deed het met zijnen vinger op de hoornen des altaars rondom, en ontzondigde het altaar, en goot het bloed uit aan den voet van het altaar en wijdde het, om het te verzoenen.16 En hij nam al het vet aan het ingewand, het net over de lever, en de twee nieren met het vet daaraan, en ontstak het op het altaar;17 maar den var met zijn huid, vlees en mest verbrandde hij met vuur buiten het leger, gelijk de Heer hem geboden had.18 En hij deed een ram tot een brandoffer naderen, en Aron en zijne zonen legden hunne handen op zijn hoofd.19 Toen slachtte men dien, en Mozes sprengde van het bloed rondom tegen het altaar;20 en hij deelde den ram in stukken, en ontstak het hoofd, de stukken en het vet;21 en wies het ingewand en de schenkels met water, en ontstak alzo dien gehelen ram op het altaar Dit was een brandoffer tot een liefelijken reuk, een vuuroffer voor den Heer, gelijk de Heer hem geboden had.22 En hij deed ook den anderen ram van het wijdingsoffer naderen, en Aron en zijne zonen legden hunne handen op zijn hoofd.23 Toen slachtte men dien, en Mozes nam van zijn bloed en deed het op Arons rechteroorlap, en op den duim van zijne rechterhand, en op den groten teen van zijn rechtervoet;24 ook deed hij Arons zonen naderen, en deed van dat bloed op hun rechteroorlap, en op den duim van hunne rechterhand, en op den groten teen van hun rechtervoet en sprengde dat bloed rondom tegen het altaar.25 En hij nam het vet en den staart, en al het vet aan het ingewand, en het net over de lever, en de twee nieren met het vet daaraan, en den rechterschouder;26 daarbenevens nam hij uit den korf des ongezuurden broods voor den Heer een ongezuurden koek, en een koek geolied brood, en ene vlade, en hij legde het op het vet en op den rechterschouder;27 en hij gaf dat alles in de handen van Aron en van zijne zonen, en bewoog het tot een beweegoffer voor den Heer.28 Daarna nam hij dat alles wederom van hunne handen en ontstak het op het altaar boven op het brandoffer; want het is een wijdingsoffer tot een liefelijken reuk, een vuuroffer voor den Heer.29 En Mozes nam de borst van den ram van het wijdingsoffer, en bewoog ze tot een beweegoffer voor den Heer; en die werd Mozes ten deel, gelijk de Heer hem geboden had.30 En Mozes nam van de zalfolie en van het bloed op het altaar, en sprengde het op Aron en zijne klederen, op zijne zonen en op hunne klederen, en wijdde alzo Aron en zijne klederen, en zijne zonen en hunne klederen met hem.
31 En hij sprak tot Aron en zijne zonen: Kookt dat vlees voor den ingang van de tent der samenkomst, en eet het aldaar, benevens het brood uit den korf van het wijdingsoffer, gelijk mij geboden is, zeggende: Aron en zijne zonen zullen dat eten.32 Maar wat er van het vlees en het brood overblijft zult gij met vuur verbranden.33 En gij zult in zeven dagen niet weggaan van voor den ingang van de tent der samenkomst, tot den dag, waarop de dagen uwer ambtswijding vervuld zijn; want zeven dagen zijn uwe handen gevuld.34 Gelijk het op dezen dag geschied is, alzo heeft de Heer geboden te doen, opdat gij verzoend wordt.35 En gij zult dag en nacht voor de tent der samenkomst blijven, zeven dagen lang, en zult de wacht des Heren waarnemen, opdat gij niet sterft; want Z is het mij geboden.36 En Aron en zijne zonen deden al wat de Heer door Mozes geboden had.