the Week of Proper 28 / Ordinary 33
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Leviticus 24
1 En de Heer sprak tot Mozes, zeg gende:2 Gebied den kinderen Israls, dat zij tot u brengen zuivere gestoten boomolie voor de lichten, om die dagelijks in de lampen te doen.3 Buiten het voorhangsel voor de ark der getuigenis, in de tent der samenkomst, zal Aron die dagelijks toebereiden, des avonds en des morgens, voor den Heer. Dit zij ene eeuwige inzetting voor uwe nakomelingen.4 Hij zal de lampen op den schonen kandelaar voor den Heer dagelijks toebereiden.5 En gij zult meelbloem nemen, en daarvan twaalf koeken bakken, voor elken koek twee tienden.6 En gij zult die stellen zes aan iedere rij op de schone tafel voor den Heer.7 En gij zult daarop zuiveren wierook leggen, opdat het gedenkbroden zijn tot een vuuroffer voor den Heer.8 Alle sabbatten zult gij die toebereiden voor den Heer gestadig, den kinderen Israls tot een eeuwig verbond.9 En het zal voor Aron en zijne zonen zijn, die dat zullen eten in de heilige plaats; want dit is zijn allerheiligste van de offers des Heren, tot ene eeuwige inzetting.
10 En er ging iemand uit, die onder de kinderen Israls de zoon van ene Isralietische vrouw en van een Egyptenaar was, en twistte in het leger met een Isralietischen man,11 en lasterde den Naam en vloekte. Toen brachten zij hem tot Mozes zijne moeder nu was genaamd Selomith, de dochter van Dibri, van den stam Dan,12 en zetten hem in de gevangenis, totdat er een duidelijk antwoord door den mond des Heren zou geschieden.13 En de Heer sprak tot Mozes, zeggende:14 Breng den vloeker buiten voor het leger, en laat allen, die het gehoord hebben, hunne handen op zijn hoofd leggen, en laat de gehele gemeente hem stenigen.15 En zeg aan de kinderen Israls: Wie zijnen God vloekt, zal zijne zonde dragen;16 wie des Heren naam lastert, zal den dood sterven, de gehele gemeente zal hem stenigen, zowel de vreemdeling, als de inboorling; als hij den Naam lastert, zal hij sterven.17 Wie enig mens doodslaat, zal den dood sterven.18 En wie een beest doodslaat, zal het betalen, lijf voor lijf.19 En wie zijnen naaste kwetst, dien zal men doen, gelijk hij gedaan heeft;20 schade voor schade, oog om oog, tand om tand; gelijk hij een mens kwetst, Z zal men ook hem doen.21 Alzo wie een beest doodslaat, zal het betalen, maar wie een mens doodslaat, zal sterven.22 Enerlei recht zal onder u zijn voor den vreemdeling en voor den inboorling; want Ik ben de Heer, uw God.23 En Mozes zeide dit aan de kinderen Israls, en zij voerden den vloeker naar buiten voor het leger, en stenigden hem. Alzo deden de kinderen Israls, gelijk de Heer aan Mozes geboden had.