the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Leviticus 18
1 Voorts sprak de Heer tot Mozes, zeggende:2 Spreek tot de kinderen Israls en zeg tot hen: Ik ben de Heer, uw God.3 Gij zult niet doen naar de werken van het land Egypte, in hetwelk gij gewoond hebt, ook niet naar de werken van het land Kanan, in hetwelk Ik u voeren zal; gij zult ook naar hunne wijze niet wandelen.4 Maar naar mijne rechten zult gij doen, en mijne inzettingen zult gij houden, zodat gij daarin wandelt; want Ik ben de Heer, uw God.5 Daarom zult gij mijne inzettingen en mijne rechten houden. Want wie deze doet, zal daardoor leven; want Ik ben de Heer.
6 Niemand zal zich tot zijne naaste bloedverwante begeven om hare schaamte te ontbloten; want Ik ben de Heer.7 Gij zult de schaamte van uwen vader en van uwe moeder niet ontbloten; het is uwe moeder, daarom zult gij hare schaamte niet ontbloten.8 Gij zult de schaamte van de huisvrouw uws vaders niet ontbloten; want het is uws vaders schaamte.9 Gij zult de schaamte van uwe zuster, die de dochter uws vaders of de dochter uwer moeder is, in huis of daarbuiten geboren, niet ontbloten.10 Gij zult de schaamte van de dochter uws zoons of van de dochter uwer dochter niet ontbloten; want het is uwe schaamte.11 Gij zult de schaamte van de dochter der huisvrouw uws vaders, die uit uwen vader geboren en uwe zuster is, niet ontbloten.12 Gij zult de schaamte van uws vaders zuster niet ontbloten; want zij is de naaste bloedverwante uws vaders.13 Gij zult de schaamte van de zuster uwer moeder niet ontbloten; want zij is de naaste bloedverwante uwer moeder.14 Gij zult de schaamte van uws vaders broeder niet ontbloten, dat gij zijne huisvrouw neemt, want zij is uwe moei.15 Gij zult de schaamte van uwe schoondochter niet ontbloten; want zij is uws zoons huisvrouw; daarom zult gij hare schaamte niet ontbloten.16 Gij zult de schaamte van uws broeders huisvrouw niet ontbloten; want het is uws broeders schaamte.17 Gij zult de schaamte van ene vrouw en tevens die van hare dochter niet ontbloten, noch de dochter haars zoons of de dochter harer dochter nemen om haar schaamte te ontbloten; want zij is hare naaste bloedverwante, en het is ene schanddaad.18 Gij zult ook geen vrouw en hare zuster te gelijk nemen om hare schaamte te ontbloten, haar tot spijt, terwijl zij nog leeft.
19 Gij zult u niet tot de vrouw begeven, terwijl zij hare krankheid heeft, in hare onreinheid, om hare schaamte te ontbloten.20 Gij zult ook geen vleselijke gemeenschap hebben met uws naasten huisvrouw, waarmede gij u en haar verontreinigt.21 Gij zult ook van uw zaad niet geven om voor den Moloch verbrand te worden, opdat gij den naam uws Gods niet ontheiligt; want Ik ben de Heer.22 Gij zult niet bij een jongen liggen als bij ene vrouw; want dit is een gruwel.23 Gij zult ook bij geen dier liggen, zodat gij daarmede verontreinigd wordt; en geen vrouw zal met een dier te doen hebben; want dit is een gruwel.24 Gij zult u in geen van deze dingen verontreinigen; want met dit alles hebben de volken zich verontreinigd, die Ik voor uw aangezicht zal uitdrijven,25 omdat het land daardoor verontreinigd is; en Ik zal hunne misdaad aan hen bezoeken, zodat het land zijne inwoners zal uitspuwen.26 Daarom houdt mijne inzettingen en rechten, en doet geen van al die gruwelen, noch de inboorling, noch de vreemdeling onder u;27 want al zulke gruwelen hebben de lieden van dit land gedaan, die Vr u waren, en hebben het land verontreinigd;28 opdat het land ook u niet uitspuwe, als gij het verontreinigt, gelijk het de volken heeft uitgespuwd, die Vr u waren.29 Want wie deze gruwelen doen, hunne zielen zullen uit haar volk uitgeroeid worden.30 Daarom houdt mijne inzettingen, opdat gij niet doet naar de gruwelijke zeden, die Vr u waren om daarmede niet verontreinigd te worden; want Ik ben de Heer, uw God.