the Fourth Week of Advent
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Leviticus 16
1 En de Heer sprak tot Mozes, nadat de twee zonen van Aron gestorven waren, toen zij voor den Heer offerden, en zeide:2 Zeg uwen broeder Aron, dat hij niet te allen tijde in het binnenste heiligdom ga, achter het voorhangsel, Vr het verzoendeksel, dat op de ark is, opdat hij niet sterve; want Ik zal in ene wolk op het verzoendeksel verschijnen.3 Maar hiermede zal hij ingaan: met een jongen var tot een zondoffer en met een ram tot een brandoffer.4 En hij zal den heiligen linnen rok aantrekken, en linnen onderklederen aan zijn vlees hebben, en zich met een linnen gordel gorden, en den linnen hoed op hebben; want dit zijn de heilige klederen; en hij zal zijn vlees met water baden, en ze dan aantrekken.
5 En van de gemeente der kinderen Israls zal hij twee geitebokken nemen tot een zond-offer, en n ram tot een brandoffer.6 En Aron zal den var, het zondoffer voor zichzelven, doen naderen, en zich en zijn huis verzoenen.7 Daarna zal hij de twee bokken nemen en deze voor den Heer stellen, voor den ingang van de tent der samenkomst.8 En hij zal het lot over deze twee bokken werpen: het ene lot voor den Heer, en het andere voor Asasel.9 Dan zal hij den bok, op welken het lot voor den Heer gevallen is, tot een zondoffer offeren.10 Maar den bok, waarop het lot gevallen is, voor Asasel, zal hij levend voor den Heer stellen, om daarmede te verzoenen, en hem voor Asasel naar de woestijn uit te laten.11 Voorts zal hij den var zijns zondoffers doen naderen, om zichzelven en zijn huis te verzoenen; en hij zal hem slachten.12 En hij zal een wierookvat vol gloeiende kolen van het altaar, dat voor den Heer staat, en zijne hand vol gestoten reukwerk nemen, en het binnen achter het voorhangsel brengen.13 En hij zal dat reukwerk op het vuur leggen voor den Heer, teneinde de wolk des reukwerks het verzoendeksel, dat op de ark der getuigenis is, bedekke, opdat hij niet sterve.14 En hij zal van het bloed van den var nemen, en met zijnen vinger op de voorzijde van het verzoendeksel sprengen; alzo zal hij Vr het verzoendeksel zevenmaal met zijnen vinger van dat bloed sprengen.
15 Daarna zal hij den bok, het zondoffer voor het volk, slachten en van zijn bloed binnen achter het voorhangsel brengen, en zal met zijn bloed doen, gelijk hij met het bloed van den var gedaan heeft, en dat ook op de voorzijde van het verzoendeksel sprengen.16 En alzo zal hij het heiligdom, vanwege de onreinheden der kinderen Israls en vanwege hunne overtredingen, naar al hunne zonden, verzoenen; zo zal hij doen aan de tent der samenkomst, welke bij hen woont in het midden van hunne onreinheden.17 Geen mens zal in de tent der samenkomst zijn, als hij daar ingaat om het heiligdom te verzoenen, totdat hij daar uitgaat; en alzo zal hij zichzelven en zijn huis en de gehele gemeente Israls verzoenen.18 En als hij daar uitgaat tot het altaar, dat voor den Heer staat, zal hij het verzoenen; en hij zal dan het bloed van den var en van het bloed van den bok nemen, en het rondom op de hoornen des altaars doen.19 En hij zal daarop van dat bloed met zijnen vinger zeven maal sprengen, en het reinigen en heiligen van de onreinheden der kinderen Israls.
20 En als hij het verzoenen van het heiligdom, van de tent der samenkomst en van het altaar volbracht heeft, zo zal hij den levenden bok doen naderen;21 en dan zal Aron zijne beide handen op het hoofd van dien bok leggen, en op hem al de misdaden der kinderen Israls en al hunne overtredingen, naar al hunne zonden, bekennen; en hij zal die op het hoofd van den bok leggen, en hem door een man, die bij de hand is, naar de woestijn uitlaten22 Alzo zal die bok al hunne misdaden op zich in ene wildernis dragen; en hij zal hem in de woestijn laten.23 En Aron zal in de tent der samenkomst gaan, en de linnen klederen, welke hij aantrok, toen hij in het heiligdom ging, uittrekken, en zal die daar laten.24 En hij zal zijn vlees in de heilige plaats met water baden, en zijne eigene klederen aandoen, en uitgaan, en zijn brandoffer en des volks brandoffer bereiden, en zichzelven en het volk verzoenen.25 En het vet des zondoffers zal hij op het altaar ontsteken.26 En wie den bok voor Asasel heeft weggebracht, zal zijne klederen wassen en zijn vlees in water baden, en daarna in het leger komen.27 Den var des zondoffers en den bok des zondoffers, welker bloed ter verzoening in het heiligdom gebracht is, zal men buiten het leger uitvoeren, en hunne huid, hun vlees en hun mest met vuur verbranden.28 En wie deze verbrandt, zal zijne klederen wassen en zijn vlees in water baden, en daarna in het leger komen.
29 Ook zal dit u tot ene eeuwige inzetting zijn: op den tienden dag der zevende maand zult gij uwe lichamen kastijden en geen werk doen, inboorling noch vreemdeling onder u,30 want op dezen dag geschiedt uwe verzoening, opdat gij gereinigd wordt; van al uwe zonden wordt gij voor den Heer gereinigd.31 Daarom zal het u een grote sabbat zijn, en gij zult uwe lichamen verootmoedigen; dit zij ene eeuwige inzetting.32 De priester nu, dien men gezalfd en tot het priesterambt in zijns vaders plaats, gewijd heeft, zal die verzoening doen; en hij zal de linnen klederen, namelijk de heilige klederen, aandoen,33 en alzo zal hij het heiligdom, en de tent der samenkomst, en het altaar, en de priesters en al het volk der gemeente verzoenen.34 Dit zal u ene eeuwige inzetting zijn, om de kinderen Israls nmaal in het jaar voor al hunne zonden te verzoenen. En hij deed, gelijk de Heer aan Mozes geboden had.