the Fourth Week of Advent
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Klaagliederen 4
1 Hoe is het goud zo verdonkerd, het fijne goud zo onkenbaar geworden! De stenen des heiligdoms liggen vooraan op alle straten verstrooid.2 De edele kinderen van Sion, tegen fijn goud geschat, hoe zijn zij geacht als aarden potten, welke een pottenbakker maakt!3 De jakhalzen geven aan hare jongen de borst en zogen ze; maar de dochter mijns volks is onbarmhartig gelijk een struisvogel in de woestijn.4 Den zuigeling kleeft de tong aan het gehemelte van dorst; de jonge kinderen eisen brood, en niemand is er, die het hun mededeelt.5 Wie lekkernijen aten, versmachten op de straten; wie in zijde opgevoed zijn, moeten in het slijk liggen.6 De misdaad der dochter mijns volks is groter dan de zonde van Sodom, dat schielijk omgekeerd werd, en waarbij geen handen kwamen.7 Hare vorsten waren reiner dan sneeuw en zuiverder dan melk; hunne gedaante was roodachtiger dan koralen, hun aangezicht als saffier;8 maar nu is hunne gedaante donker van zwartheid, dat men hen op de straten niet meer kent; hunne huid hangt aan de beenderen, en zij zijn zo dor als een hout.9 De verslagenen door het zwaard waren gelukkiger dan wie van honger stierven; omdat zij, die versmachtten, als doorstoken werden door het gebrek aan vruchten des akkers.10 De barmhartigste vrouwen hebben hare eigene kinderen zelven moeten koken, opdat zij iets te eten hadden in den jammer der dochter mijns volks.11 De Heer heeft zijne grimmigheid volbracht; Hij heeft zijnen grimmigen toorn uitgestort, en Hij heeft te Sion een vuur ontstoken, dat ook hare grondslagen verteerd heeft.12 De koningen der aarde zouden het niet geloofd hebben, noch al de lieden in de wereld, dat de tegenpartijder en vijand de poorten van Jeruzalem zou binnentrekken.
13 Maar het is geschied wegens de zonden van hare profeten en om de misdaden van hare priesters, die daarin het bloed der rechtvaardigen vergoten.14 Zij gingen herwaarts en derwaarts op de straten als blinden, en waren met bloed besmet, zodat men ook hunne klederen niet kon aanraken.15 Men riep van hen: Wijkt, hij is onrein, wijkt, wijkt, raakt niet aan! Want zij schuwden hen en meden hen, dat men ook onder de volken zeide: Zij zullen er niet lang blijven.16 Daarom heeft de toorn des Heren hen verstrooid, en Hij wil ze niet meer aanzien, dewijl zij de priesters niet eerden, en aan de oudsten geen barmhartigheid bewezen.17 Nog zagen onze ogen uit naar onze ijdele hulp, totdat zij moede werden; wij zagen uit naar een volk, dat niet helpen kon.18 Men joeg ons na, zodat wij op onze straten niet durfden gaan; toen naderde ons einde, onze dagen waren vol, ach, ons einde was gekomen.19 Onze vervolgers waren sneller dan de arenden onder den hemel; op de bergen hebben zij ons vervolgd, en in de woestijn op ons geloerd.20 De gezalfde des Heren, die onze troost was, is gevangen genomen, toen zij ons vernielden; met wien wij ons troostten, dat wij onder zijne schaduw zouden leven onder de volken.
21 Verblijd u en wees vrolijk, gij dochter van Edom, gij, die woont in het land Uz! De beker zal ook aan u komen, gij moet k dronken en ontbloot worden.22 Uwe misdaad is ten einde, dochter van Sion: Hij zal u niet meer laten wegvoeren; uwe misdaad, dochter van Edom, zal Hij bezoeken, uwe zonden zal Hij ontdekken.