the Sunday after Christmas
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Richteren 10
1 Na Abimlech maakte zich op, om Isral te helpen, Tola, een man uit Issaschar, de zoon van Pua, den zoon van Dodo; en hij woonde te Samir op het gebergte van Efram.
2 En hij richtte Isral drie en twintig jaar, en hij stierf, en werd begraven te Samir.
3 En na hem maakte zich op Jar, een Gileadiet, en hij richtte Isral twee en twintig jaar.
4 En hij had dertig zonen, op dertig ezelsveulens rijdende; en zij hadden dertig steden, die heten de dorpen van Jar tot op dezen dag, en liggen in het land Gilead.
5 En Jar stierf en werd begraven te Kamon.
6 En de kinderen Israls deden al verder kwaad voor den Heer, en dienden de Bals en de Astharoth, en de goden van Syri, en de goden van Sidon, en de goden van Moab, en de goden der kinderen Ammons, en de goden der Filistijnen; en zij verlieten den Heer en dienden Hem niet.
7 Toen ontstak de toorn des Heren tegen Isral, en Hij verkocht hen in de hand der Filistijnen en der kinderen Ammons;
8 en zij vertraden en versloegen de kinderen Israls van dat jaar af, achttien jaar lang; namelijk al de kinderen Israls aan gene zijde van den Jordaan, in het land der Amorieten, dat in Gilead ligt.
9 Ook trokken de kinderen Ammons over den Jordaan, en streden tegen Juda en Benjamin en tegen het huis van Efram, zodat Isral zeer beangst werd.
10 Toen riepen de kinderen Israls tot den Heer, zeggende: Wij hebben tegen U gezondigd, want wij hebben onzen God verlaten en de Bals gediend.
11 Maar de Heer sprak tot de kinderen Israls: Hebben u de Egyptenaars, de Amorieten, de kinderen Ammons, de Filistijnen,
12 de Sidonirs, de Amalekieten en de Maonieten ook niet verdrukt, en hielp Ik u niet uit hunne handen, toen gij tot Mij riept?
13 Nochtans hebt gij Mij verlaten en andere goden gediend: daarom wil Ik u niet meer helpen.
14 Gaat heen en roept de goden aan, die gij verkoren hebt: laat die u helpen in den tijd uwer benauwdheid.
15 Toen spraken de kinderen Israls tot den Heer: Wij hebben gezondigd, doe met ons zoals het U behaagt; alleenlijk verlos ons slechts heden nog.
16 En zij deden de vreemde goden van zich weg, en dienden den Heer, en het jammerde Hem, dat Isral zo geplaagd werd.
17 En de kinderen Ammons werden bijeengeroepen en legerden zich in Gilead, maar de kinderen Israls vergaderden en legerden zich te Mispa.
18 En het volk, de oversten van Gilead, spraken onder elkander: Wie is de man, die beginnen zal te strijden tegen de kinderen Ammons? Hij zal het hoofd zijn over allen, die in Gilead wonen.