the Week of Proper 28 / Ordinary 33
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Johannes 7
1 Daarna trok Jezus rond in Galila; want hij wilde in Juda niet rondtrekken, omdat de Joden naar zijn leven stonden.2 En het feest der Joden, het Loofhuttenfeest, was nabij.3 Toen zeiden zijne broeders tot hem: Maak u op van hier en ga naar Juda, opdat ook uwe jongeren de werken zien, die gij doet;4 want niemand doet iets in het verborgen, die zelf openbaar erkend wil zijn. Doet gij nu dergelijke dingen, zo openbaar u voor de wereld.5 Want ook zijne broeders geloofden niet in hem.6 Toen zeide Jezus tot hen: Mijn tijd is er nog niet; maar uw tijd is er altoos.7 De wereld kan u niet haten; maar mij haat zij, want ik getuig van haar, dat hare werken boos zijn.8 Gaat gij op naar dit feest: ik wil nog niet opgaan naar dit feest, want mijn tijd is nog niet vervuld.9 En toen hij dit tot hen gezegd had, bleef hij in Galila.10 Maar toen zijne broeders opgegaan waren, ging ook hij op naar het feest, niet openlijk, maar als in het verborgen.11 Toen zochten de Joden hem op het feest, en zeiden: Waar is hij?12 En er was veel gemompel over hem onder het volk. Sommigen zeiden: Hij is goed; en anderen zeiden: Neen, maar hij verleidt het volk.13 Doch niemand sprak vrij van hem, uit vrees voor de Joden.
14 En in het midden van het feest ging Jezus op in den tempel en leerde.15 En de Joden verwonderden zich, zeggende: Hoe kent deze de Schrift, daar hij ze immers niet geleerd heeft?16 Jezus antwoordde hun en zeide: Mijne leer is niet de mijne, maar desgenen die mij gezonden heeft.17 Zo iemand wil diens wil doen, die zal erkennen of deze leer van God is, dan of ik van mijzelven spreek.18 Wie van zichzelven spreekt, die zoekt zijne eigene eer; maar wie de eer zoekt desgenen, die hem gezonden heeft, die is waarachtig, en gene ongerechtigheid is in hem.19 Heeft Mozes u niet de wet gegeven? En niemand van u doet de wet. Waarom zoekt gij mij te doden?20 Het volk antwoordde en zeide: Gij hebt een duivel: wie zoekt u te doden?21 Jezus antwoordde en zeide: En werk heb ik gedaan, en gij verwondert u allen daarover.22 Omdat Mozes u de besnijdenis gegeven heeft--niet dat zij van Mozes komt, maar van de vaderen, --zo besnijdt gij een mens op den sabbat.23 Indien een mens de besnijdenis ontvangt op den sabbat, opdat de wet van Mozes niet gebroken worde, wordt gij dan toornig op mij, dat ik een gehelen mens op den sabbat heb gezond gemaakt?24 Oordeelt niet naar het aanzien, maar oordeelt een rechtvaardig oordeel.25 Toen zeiden sommigen uit degenen, die van Jeruzalem waren: Is deze het niet, dien zij zoeken te doden?26 En zie, hij spreekt vrij, en zij zeggen hem niets. Weten onze oversten nu werkelijk, dat hij waarlijk de Christus is?27 Doch van dezen weten wij van waar hij is; maar wanneer de Christus komen zal, zo zal niemand weten van waar hij is.28 Toen riep Jezus in den tempel, en leerde en zeide: Ja, gij kent mij, en weet van waar ik ben; en van mijzelven ben ik niet gekomen, maar Hij is waarachtig, die mij gezonden heeft, dien gij niet kent.29 Ik ken hem; want ik ben van hem, en Hij heeft mij gezonden.30 Toen zochten zij hem te grijpen; maar niemand sloeg de hand aan hem, want zijne ure was nog niet gekomen.31 Maar velen van het volk geloofden in hem, en zeiden: Wanneer de Christus komen zal, zal hij ook meer tekenen doen dan deze doet?32 En het kwam den Farizen ter ore, dat het volk dit van hem mompelde; en de Farizen en Hogepriesters zonden dienaren uit, opdat zij hem grijpen zouden.33 Toen zeide Jezus tot hen: Ik ben nog een kleinen tijd bij u, dan ga ik heen tot dengene, die mij gezonden heeft.34 Gij zult mij zoeken en niet vinden, en waar ik ben, kunt gij niet komen.35 Toen zeiden de Joden onder elkander: Waar zal deze dan heengaan, dat wij hem niet zullen vinden? Zal hij tot de verstrooiden onder de Grieken gaan, en de Grieken leren?36 Wat is dit voor een woord, dat hij zegt: Gij zult mij zoeken en niet vinden, en: waar ik ben, kunt gij niet komen?
37 En op den laatsten dag van het feest, die de grootste was, trad Jezus op, riep en zeide: Indien iemand dorst, die kome tot mij en drinke!38 Wie in mij gelooft, gelijk de Schrift zegt, stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien39 En dit zeide hij van den Geest, welken zij die in hem geloofden, ontvangen zouden; want de Heilige Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was.40 Velen nu van het volk, die deze woorden hoorden, zeiden: Deze is waarlijk de profeet!41 Anderen zeiden: Hij is de Christus. Nog anderen zeiden: Zal dan de Christus uit Galila komen?42 Zegt de Schrift niet, dat de Christus komen zal uit het zaad van David, en uit het vlek Bethlehem, waar David was?43 Alzo werd er tweedracht onder het volk wegens hem;44 en sommigen wilden hem grijpen, maar niemand sloeg de hand aan hem.
45 De dienaren dan kwamen tot de Hogepriesters en Farizen; en dezen zeiden tot hen: Waarom hebt gij hem niet gebracht?46 De dienaren antwoordden: Er heeft nooit een mens Z gesproken als deze mens.47 Toen antwoordden de Farizen hun: Hebt gij u ook laten verleiden?48 Gelooft ook enig Overste of Farizer in hem?49 Maar dit volk, dat de wet niet kent, vervloekt is het.50 Nikodemus, die bij nacht tot hem gekomen was, zijnde een van hen, zeide tot hen:51 Oordeelt onze wet ook een mens, eer men hem verhoort en verneemt wat hij doet?52 Zij antwoordden en zeiden tot hem: Zijt gij ook een Galiler? Onderzoek en zie, uit Galila is nog geen profeet opgestaan.53 En een ieder ging naar zijn huis.