Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Johannes 20

1 Op den eersten dag der week kwam Maria Magdalena vroeg, toen het nog duister was, tot het graf, en zag, dat de steen van het graf weggenomen was.2 Toen liep zij en kwam tot Simon Petrus en den anderen jonger, dien Jezus liefhad, en zeide tot hen: Zij hebben den Heer weggenomen uit het graf, en wij weten niet waar zij hem gelegd hebben.3 Toen ging Petrus uit, en de andere jonger, en zij kwamen tot het graf.4 En deze twee liepen met elkander; en de andere jonger liep vooruit sneller dan Petrus, en kwam het eerst tot het graf,5 en bukte en zag daarin, en zag de linnen doeken liggen, maar hij ging er niet in.6 Toen kwam Simon Petrus hem na, en ging in het graf, en zag de linnen doeken liggen,7 en den zweetdoek, die om zijn hoofd geweest was, niet bij de linnen doeken liggen, maar afzonderlijk op ne plaats samengerold.8 Toen ging ook de andere jonger er in, die het eerst tot het graf gekomen was, en zag het en geloofde.9 Want zij wisten de Schrift nog niet, dat hij uit de doden moest opstaan.10 Toen gingen de jongeren wederom naar huis.

11 En Maria stond buiten bij het graf en weende. Terwijl zij nu weende, bukte zij en zag in het graf,12 en zag twee Engelen in witte klederen zitten, den een aan het hoofd en den ander aan de voeten, waar het lichaam van Jezus gelegen had.13 En die zeiden tot haar: Vrouw, wat weent gij? Zij zeide tot hen: Zij hebben mijnen Heer weggenomen, en ik weet niet waar zij hem gelegd hebben.14 En toen zij dit gezegd had, keerde zij zich achterwaarts en zag Jezus staan; en zij wist niet, dat het Jezus was.15 Jezus zeide tot haar: Vrouw, wat weent gij, wien zoekt gij? Zij meende, dat het de hovenier was, en zeide tot hem: Heer, hebt gij hem weggedragen, zo zeg mij waar gij hem gelegd hebt, en ik zal hem wegnemen.16 Jezus zeide tot haar: Maria! Toen keerde zij zich om en zeide tot hem: Rabbouni! dat is, Meester.17 Jezus zeide tot haar: Raak mij niet aan, want ik ben nog niet opgevaren tot mijnen Vader; maar ga heen tot mijne broeders en zeg hun: Ik vaar op tot mijnen Vader en tot uwen Vader, tot mijnen God en tot uwen God.18 Maria Magdalena ging en boodschapte den jongeren: Ik heb den Heer gezien, en dit heeft hij tot mij gezegd.

19 En op den avond van dien eersten dag der week, toen de jongeren vergaderd en de deuren gesloten waren, uit vrees voor de Joden, kwam Jezus en trad in het midden, en zeide tot hen: Vrede zij ulieden!20 En toen hij dit gezegd had, toonde hij hun zijne handen en zijne zijde. Toen werden de jongeren blijde, dat zij den Heer zagen.21 En Jezus zeide wederom tot hen: Vrede zij ulieden! Gelijk de Vader mij gezonden heeft, zend ik ook u.22 En toen hij dit gezegd had, blies hij op hen, en zeide tot hen: Ontvangt den Heiligen Geest!23 Wien gij de zonden vergeeft, dien zijn ze vergeven; en wien gij ze behoudt, dien zijn ze behouden.24 Doch Thomas, een der twaalve, die genaamd is Didymus Tweeling, was niet bij hen, toen Jezus kwam.25 Toen zeiden de andere jongeren tot hem: Wij hebben den Heer gezien. Maar hij zeide tot hen: Zo ik niet in zijne handen de littekens der nagels zie, en mijnen vinger leg in de littekens der nagels, en mijne hand leg in zijne zijde, zal ik het niet geloven.

26 En na acht dagen waren zijne jongeren wederom daarbinnen, en Thomas met hen. Jezus kwam, toen de deuren gesloten waren, en trad in het midden, en zeide: Vrede zij ulieden!27 Daarna zeide hij tot Thomas: Breng uwen vinger herwaarts, en bezie mijne handen; en breng uwe hand herwaarts, en leg ze in mijne zijde; en wees niet ongelovig, maar gelovig.28 Thomas antwoordde en zeide tot hem: Mijn Heer en mijn God!29 Jezus zeide tot hem: Omdat gij mij gezien hebt, Thomas, gelooft gij: zalig zijn zij, die niet zien en nochtans geloven.30 Ook deed Jezus nog vele andere tekenen voor zijne jongeren, die niet geschreven zijn in dit boek;31 maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon Gods, en opdat gij door het geloof het leven hebt in zijnen naam.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile