the Fourth Week of Advent
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Job 33
1 Hoor toch, Job, mijne redenen, en geef acht op al mijne woorden.2 Zie, ik doe mijnen mond open, en mijne tong spreekt in mijnen mond.3 Mijn hart zal recht spreken, en mijne lippen zullen het reine verstand uiten.4 De Geest Gods heeft mij gemaakt, en de adem des Almachtigen heeft mij het leven gegeven.5 Kunt gij, zo wederleg mij; schik u tegen mij, en wapen u.6 Zie, ik ben Gods evenals gij, en van leem ben ik k gemaakt.7 Doch gij behoeft voor mij niet te verschrikken, en mijne hand zal u niet te zwaar zijn.
8 Gij hebt gesproken voor mijne oren, de stem uwer redenen moest ik horen:9 Ik ben rein zonder misdaad, onschuldig, en heb gene zonde.10 Zie, Hij heeft ene zaak tegen mij gevonden, daarom houdt Hij mij voor zijnen vijand:11 Hij heeft mijnen voet in den stok gelegd, Hij heeft al mijne wegen bewaakt.12 Zie, juist daaruit besluit ik tegen u, dat gij niet rechtvaardig zijt; want God is meer dan een mens.13 Waarom wilt gij tegen Hem twisten, omdat Hij u geen rekenschap geeft van al zijn doen?
14 Want God spreekt nu eens op ene wijze en dan op ene andere wijze, maar men let er niet op.15 In den droom, in het gezicht van den nacht, als de slaap op de lieden valt, als zij slapen op het bed,16 dan opent Hij het oor der lieden, en verschrikt en kastijdt hen;17 opdat Hij den mens van zijn voornemen afwende, en hem voor hoovaardij bescherme,18 en zijne ziel verschone van het verderf, en zijn leven, dat het niet in het zwaard valle.
19 Hij straft hem met smarten op zijn leger, en al zijn gebeente heftiglijk,20 en richt hem zijn leven zo toe, dat hij van de spijs walgt, en zijne ziel, dat zij geen lust tot eten heeft.21 Zijn vlees verdwijnt, dat het niet gezien kan worden, en zijne beenderen worden verslagen, dat men ze niet gaarne aanziet;22 zodat zijne ziel nadert tot het verderf, en zijn leven tot de doden.23 Is er dan bij hem een Engel, n uit duizend, een voorspraak, om den mens te verkondigen, dat hij zou recht doen,24 zo zal Hij hem genadig zijn en zeggen: Hij zal verlost worden, opdat hij niet nederwaarts vare in het verderf; want Ik heb ene verzoening gevonden.25 Zijn vlees groeit weder als in de jeugd, en hij zal weder jong worden.26 Hij zal God bidden, die zal hem genade bewijzen, en zal hem zijn aangezicht laten zien met vreugde, en zal den mens naar zijne gerechtigheid vergelden.27 Hij zal voor de lieden bekennen en zeggen: Ik heb gezondigd en het recht verkeerd, maar het heeft mij niet gebaat.28 Hij heeft mijne ziel verlost, opdat zij niet in het verderf zou varen, maar dat mijn leven het licht zou zien.
29 Zie, dit alles doet God twee of driemaal met een ieder,30 opdat Hij zijne ziel terugtrekke uit het verderf, en hem verlichte met het licht der levenden.31 Merk op, Job, en hoor naar mij; zwijg, opdat ik spreke.32 Maar hebt gij wat te zeggen, zo antwoord mij; zeg op, zijt gij rechtvaardig, ik wil het gaarne horen.33 Maar hebt gij niets, zo hoor naar mij; zwijg, en ik zal u wijsheid leren.