the Week of Proper 28 / Ordinary 33
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Job 32
1 Toen hielden de drie mannen op Job te antwoorden, dewijl hij zich voor rechtvaardig hield.2 Maar Elihu, de zoon van Barachel van Buz, van het geslacht van Ram, werd toornig op Job, omdat hij zijne ziel meer rechtvaardigde dan God.3 Ook werd hij toornig op zijne drie vrienden, omdat zij geen antwoord vonden en Job nochtans veroordeelden.4 En Elihu had gewacht, totdat zij met Job gesproken hadden, omdat zij ouder waren dan hij.5 Daarom, toen hij zag, dat er geen antwoord was in den mond der drie mannen, werd hij toornig.
6 En zo antwoordde Elihu, de zoon van Barachel van Buz, en sprak: Ik ben jong, en gijlieden zijt oud; daarom heb ik geschroomd en gevreesd mijn gevoelen aan u te ontvouwen.7 Ik dacht: Laat de jaren spreken, en laat de veelheid der dagen de wijsheid te kennen geven.8 Maar voorwaar, de geest, die in de mensen is, en de adem des Almachtigen, die maakt hen verstandig.9 De bejaarden zijn niet altijd de wijsten en de ouden verstaan niet wat recht is.10 Daarom wil ik ook spreken; hoort mij: ik zal mijn gevoelen ook ontvouwen.11 Zie, ik heb gewacht, totdat gijlieden gesproken hadt; ik heb uw verstand opgemerkt, totdat gij de rechte redenen troft,12 en heb acht gegeven op ulieden; maar zie, er is niemand van u, die Job bestraft, of op zijne redenen antwoordt.13 Gij zult misschien zeggen: Wij hebben de wijsheid getroffen; God heeft hem verstoten en anders niemand.14 Die rede voldoet mij niet; ik wil hem niet naar uwe redenen antwoorden.
15 Ach, zij zijn versaagd, zij kunnen niet meer spreken.16 Dewijl ik dan gewacht heb en zij niet konden spreken, want zij staan stil en antwoorden niet meer,17 zo wil ik toch ook mijn deel in het spreken hebben, en zal mijn gevoelen ontvouwen.18 Want ik ben zo vol van redenen, dat mij de adem in mijnen boezem benauwt.19 Zie, mijne borst is als most, die toegestopt is, die de nieuwe zakken doet bersten.20 Ik moet spreken, opdat ik lucht krijge; ik moet mijne lippen openen en antwoorden.21 Ik wil niemands persoon aanzien, en zal geen mens roemen;22 want ik weet niet te vleien; licht zou mijn Schepper mij anders wegnemen.