Lectionary Calendar
Sunday, December 22nd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Job 30

1 Maar nu spotten met mij wie jonger zijn dan ik ben, wier vaders ik versmaad zou hebben om bij de honden mijner kudde te stellen;2 wier vermogen ik voor niets hield; die niet tot den ouderdom konden komen;3 die van honger en kommer eenzaam vloden naar de woestijn, onlangs verdorven en ellendig geworden zijn;4 die netels uitplukten rondom de bossen, en bremwortel was hunne spijs;5 uit het midden der mensen worden zij weggedreven, men schreeuwt over hen als over een dief.6 In schrikvolle dalen woonden zij, in de holen der aarde en der steenkloven;7 tussen de bossen riepen zij, en onder de distels vergaderden zij zich,8 de kinderen der roekeloze en verachte lieden, die de geringsten in het land waren.9 Maar nu ben ik hun snarenspel geworden, en moet hun schimpwoord zijn;10 zij hebben een afschuw van mij, en vlieden verre van mij, en ontzien zich niet voor mijn aangezicht te spuwen.11 Zij hebben hun zeel losgemaakt en mij verdrukt, en hunnen toom voor mij afgeworpen.12 Ter rechterhand hebben boeven zich tegen mij gesteld, en hebben mijnen voet uitgestoten, en hebben over mij een weg gemaakt om mij te verderven.13 Zij hebben mijne paden gebroken; het was hun zo licht te beschadigen, dat zij geen hulp daartoe nodig hadden.14 Zij zijn hier ingekomen als door ene wijde scheur, en zijn zonder orde aangevallen.

15 Verschrikking heeft zich tegen mij gekeerd, en heeft mijne heerlijkheid vervolgd als de wind, en als ene wolk trok mijn gelukzalige staat voorbij.16 Maar nu giet mijne ziel zich over mij uit, en de tijd der ellende heeft mij aangegrepen.17 Des nachts wordt mijn gebeente overal doorboord; en die mij jagen, leggen zich niet te slapen.18 Door overmaat van geweld wordt mijn kleed telkens veranderd, waarmede ik omgord ben, als met mijn rok.19 Men heeft mij in het slijk getreden, en gelijk geacht aan stof en as.20 Roep ik angstig tot U, zo antwoordt Gij mij niet; treed ik voor, zo geeft Gij geen acht op mij.21 Gij zijt jegens mij veranderd in enen wrede, en bewijst uwe gramschap aan mij met de sterkte uwer hand.22 Gij heft mij op, en laat mij op den wind daarheen varen, en versnelt mij krachtiglijk.23 Want ik weet, dat Gij mij aan den dood zult overleveren; daar is het bestemde huis aller levenden.24 Nochtans, zal iemand zijne hand niet uitstrekken tot het beenderenhuis, en niet kermen in zijne verdrukking?25 Ik weende immers over hem, die een harden tijd had, en mijne ziel jammerde over de armen.26 Ik verwachtte het goede, en het kwade komt; ik hoopte op het licht, en de duisternis komt.27 Mijne ingewanden koken en hebben geen rust; de tijd der ellende heeft mij overvallen.28 Ik ga zwart daarheen, en nochtans niet verbrand van de zon; ik sta op in de gemeente, en schreeuw het uit.29 Ik ben een broeder der jakhalzen en een metgezel der struisvogels geworden.30 Mijn huid is over mij zwart geworden, en mijn gebeente is verdord van hitte.31 Mijn harp is mij ene klacht geworden, en mijne fluit ene stem des wenens.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile