the Fourth Week of Advent
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Job 28
1 Het zilver heeft zijne mijn-aderen, en het goud, dat men smelt, heeft zijne plaats;2 het ijzer neemt men uit de aarde, en uit de stenen smelt men koper.3 Aan het duister is een einde, en men vindt ten laatste het gesteente diep verborgen.4 Men breekt een mijngang van daaruit, waar men woont. Daarin hangen en zweven zij als de vergetenen, waar geen voet heenkomt, ver van de mensen.5 Men woelt ook onder in de aarde, als met vuur, waar nochtans spijs bovenop wast.6 Men vindt saffier aan enige plaatsen, en aardklompen, waar goud in is:7 welk pad geen vogel gekend en geens gieren oog gezien heeft;8 de stoutmoedige jonge dieren hebben daarop niet getreden, en geen leeuw heeft daarop gegaan.9 Ook slaat men de hand aan de steenrotsen, en men graaft de bergen om.10 Men houwt beken uit de steenrotsen, en het oog ziet al wat kostelijk is.11 Men weert den stroom des waters, en brengt het verborgenste aan het licht.12 Maar waar zal men de wijsheid vinden, en waar is de plaats des verstands?13 Niemand weet waar zij ligt, en zij wordt niet gevonden in het land der levenden.
14 De afgrond zegt: Zij is in mij niet; en de zee zegt: Zij is niet bij mij.15 Men kan geen goud voor haar geven, noch zilver toewegen om haar te betalen.16 Ofirs goud is haar niet gelijk, noch kostelijke Sardnyx en saffier.17 Goud en diamant kan met haar niet vergeleken worden, en voor haar kan men geen gouden kleinood geven.18 Koralen en kristal acht men tegenover haar niet. De wijsheid is hoger te waarderen dan paarlen.19 De topaas uit Morenland evenaart haar niet, en het fijnste goud is haar niet gelijk te schatten.
20 Van waar komt dan de wijsheid, en waar toch is de plaats des verstands?21 Zij is verholen voor de ogen aller levenden, ook verborgen voor de vogels onder den hemel.22 De afgrond en de dood zeggen: Wij hebben met onze oren slechts haar gerucht gehoord.23 God weet den weg daarheen en kent hare plaats;24 want Hij ziet de einden der aarde, en aanschouwt al wat onder den hemel is.25 Toen Hij den wind zijn gewicht bepaalde, en aan het water zijne vaste maat stelde;26 toen Hij den regen een perk voorschreef, en den bliksem en donder een weg,27 toen zag Hij haar en ontvouwde ze, bereidde haar en doorzocht ze ook.28 En tot den mens heeft Hij gezegd: Zie, de vreze des Heren is wijsheid, en het kwaad te mijden is verstand.