Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Jeremia 43

1 Toen nu Jeremia al de woorden van den Heer, hunnen God, had uitgesproken tot al het volk, gelijk de Heer, hun God, door hem al die woorden aan hen bevolen had,2 sprak Azarja, de zoon van Hosaja, en Johanan, de zoon van Karah, en al die trotse mannen, tot Jeremia: Gij liegt, de Heer, onze God, heeft u niet gezonden om te zeggen: Gij moet niet naar Egypte trekken, om aldaar uw verblijf te hebben;3 maar Baruch, de zoon van Nera, heeft u tegen ons opgestookt, om ons over te leveren in de hand der Chalden, dat zij ons doden of gevankelijk wegvoeren naar Babel.4 Alzo hoorden Johanan, de zoon van Karah, en al de hoofdlieden des heirs, met al het volk naar de stem des Heren niet, om in het land van Juda te blijven;5 maar Johanan, de zoon van Karah, en al de hoofdlieden des heirs namen tot zich al de overgeblevenen van Juda, die uit alle volken, tot welke zij waren gevlucht, wedergekomen waren om zich in het land van Juda neder te zetten;6 de mannen, de vrouwen en de kleine kinderen, benevens des konings dochters, en alle zielen, die Nebuzaradan, de hoofdman, bij Gedalja, den zoon van Ahikam, den zoon van Safan, had achtergelaten; ook den profeet Jeremia, en Baruch, den zoon van Nera.7 En zij trokken naar Egypteland, want zij wilden naar de stem des Heren niet horen; en zij kwamen te Tachpanhes.

8 Toen geschiedde het woord des Heren tot Jeremia te Tachpanhes, zeggende:9 Neem grote stenen, en verberg ze in den ticheloven, die voor de deur van Farao's huis te Tachpanhes is, dat de mannen van Juda het zien;10 en zeg tot hen: Dus spreekt de Heer Zebath, Israls God: Zie, Ik zal heenzenden en mijnen knecht Nebukadnezar, den koning van Babel, ontbieden, en zal zijnen troon boven op deze stenen zetten, die Ik verborgen heb, en hij zal zijne tent daarover uitspannen.11 En hij zal komen en Egypteland slaan; en wien de dood treft, dien treffe hij; wien de gevangenis, die worde gevankelijk weggevoerd; wien het zwaard, die valle door het zwaard.12 En Ik zal de huizen der goden van Egypte met vuur aansteken, opdat hij ze verbrande en wegvoere; en hij zal Egypteland overdekken, gelijk een herder zich met zijn kleed bedekt, en in vrede vandaar vertrekken.13 En hij zal de opgerichte zuilen te Beth-Smes in Egypteland verbreken, en de huizen der afgoden van Egypte zal hij met vuur verbranden.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile