the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Jeremia 30
1 Dit is het woord, dat van den Heer geschiedde tot Jeremia:2 Dus spreekt de Heer, Israls God: Schrijf al de woorden, die Ik tot u spreek, in een boek.3 Want zie, de tijd komt, spreekt de Heer, dat Ik de gevangenschap van mijn volk, van Isral en Juda, wenden zal, spreekt de Heer, en Ik zal hen wederbrengen in het land, hetwelk Ik hunnen vaderen gegeven heb, en zij zullen het erfelijk bezitten.4 En dit zijn de woorden, die de Heer sprak aangaande Isral en aangaande Juda.5 Aldus spreekt de Heer: Wij horen ene stem der verschrikking, er is niets dan vrees en geen vrede.6 Onderzoekt toch en ziet, of ooit een man kinderen baarde? Hoe komt het dan, dat Ik alle mannen zie met de handen op de lendenen, gelijk vrouwen in barensnood, en dat alle gezichten zo bleek zijn?7 Ach, het is een Z grote dag, dat zijnsgelijke niet geweest is, en een tijd van angst in Jakob: nochtans zal hij daaruit geholpen worden.8 Want het zal geschieden in dien tijd, spreekt de Heer Zebath, dat Ik zijn juk van uwen hals verbreken en uwe banden verscheuren zal, en geen vreemden zullen hem aan zich dienstbaar maken;9 maar zij zullen den Heer hunnen God, dienen, en hunnen koning David, dien Ik hun verwekken zal.
10 Daarom vrees niet, mijn knecht Jakob, spreekt de Heer, en ontzet u niet, Isral; want zie, Ik zal u verlossen uit verre landen, en uw zaad uit het land hunner gevangenschap; en Jakob zal wederkomen en in vrede leven, en er zal niemand zijn, die hen verschrikken zal.11 Want Ik ben met u, spreekt de Heer, om u te helpen; Ik zal wel een einde maken aan alle volken, waarheen Ik u verstrooid heb, maar aan u zal Ik geen einde maken, maar Ik zal u kastijden met mate, opdat gij u niet onschuldig houdt.12 Want aldus spreekt de Heer: Uwe schade is ongeneeslijk, en uwe wonden zijn onheelbaar;13 niemand trekt zich uwe zaak aan om ze te genezen; niemand kan u helen;14 allen, die het met u hielden, vergeten u; zij vragen niet meer naar u, want Ik heb u geslagen, alsof Ik een vijand sloeg, met onbarmhartige geeseling, om uwe grote misdaad en om uwe zware zonden.15 Wat jammert gij dan over uwe wond en over uwe ondragelijke smart? Ik heb u dat immers gedaan om uwe grote misdaad en om uwe zware zonden.16 Nochtans, allen, die u verslonden hebben, zullen eens verslonden worden; en allen, die u benauwd hebben, zij zullen gevangen worden; en allen, die u beroofd hebben, zullen zelven beroofd worden, en allen, die u geplunderd hebben, zullen ook geplunderd worden;17 want u zal Ik weder gezond maken en u van uwe wonden genezen, spreekt de Heer, omdat men u noemde de verstotene, Sion, waar niemand naar vraagt.
18 Dus spreekt de Heer: Zie, Ik zal de gevangenschap van Jakobs tenten wenden, en Mij over zijne woningen ontfermen; en de stad zal op hare heuvels herbouwd worden, en de tempel zal staan als tevoren.19 En lofen vreugdegezang zal vandaar uitgaan; want Ik zal hen vermeerderen en niet verminderen; Ik zal hen heerlijk en niet gering maken.20 Zijne zonen zullen zijn als voorheen, en zijne gemeente zal voor Mij bestaan; want Ik zal bezoeken allen, die hem plagen.21 En zijn vorst zal uit hem voortkomen, en zijn heerser van hem uitgaan; en hij zal tot Mij naderen; want wie is hij, die met een gewillig hart tot Mij komt, spreekt de Heer?22 En gij zult mijn volk zijn en Ik zal uw God zijn.23 Zie, er zal een onweder des Heren komen met grimmigheid, een schrikkelijk onweder zal op het hoofd der goddelozen losbarsten.24 De grimmige toorn zal niet ophouden, voordat Hij doet en uitvoert wat Hij in den zin heeft: in den laatsten tijd zult gij dat gewaarworden.