the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Jeremia 24
1 Zie, de Heer vertoonde mij twee korven met vijgen, gesteld Vr den tempel des Heren, nadat Nebukadnezar, de koning van Babel, Jechonia, den zoon van Jojakim, den koning van Juda, gevankelijk had weggevoerd, benevens de vorsten van Juda, en de timmerlieden en de smeden, en hen van Jeruzalem naar Babel had gebracht.2 In den enen korf waren zeer goede vijgen, gelijk de vroege vijgen zijn; in den anderen korf waren zeer slechte vijgen, die vanwege hare slechtheid niet gegeten konden worden.3 En de Heer sprak tot mij: Jeremia, wat ziet gij? Toen zeide ik: Vijgen; de goede vijgen zijn zeer goed, en de slechte zijn zeer slecht, zodat zij vanwege hare slechtheid niet gegeten kunnen worden.4 Toen geschiedde het woord des Heren tot mij, zeggende:5 Dus spreekt de Heer, Israls God: Gelijk die goede vijgen, alzo zal Ik erkennen de gevangenen van Juda, die Ik uit deze plaats heb doen trekken naar het land der Chalden;6 en Ik zal hen genadig aanzien, en zal hen wederbrengen in dit land; en Ik zal hen bouwen en niet afbreken, en zal hen planten en niet uitroeien;7 en Ik zal hun een hart geven, dat zij Mij kennen zullen, dat Ik de Heer ben; en zij zullen mijn volk zijn en Ik zal hun God zijn, want zij zullen zich van ganser harte tot Mij bekeren.8 Maar gelijk die slechte vijgen, die vanwege hare slechtheid niet kunnen gegeten worden, alzo, spreekt de Heer, zal Ik Zedeka maken, de koning van Juda, benevens zijne vorsten, en wat er overgebleven is te Jeruzalem, en de overgeblevenen in dit land en die in Egypteland wonen;9 en Ik zal hun ongeluk geven en hen in geen koninkrijk op aarde laten blijven, zodat zij te schande zullen worden, tot een spreekwoord, tot ene schimprede en tot een vloek, aan alle plaatsen, waarheen Ik hen zal wegdrijven;10 en Ik zal het zwaard, den honger en de pest onder hen zenden, totdat zij omkomen van het land, hetwelk Ik hun en hunnen vaderen gegeven heb.