Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Jeremia 17

1 De zonde van Juda is geschreven met ene ijzeren stift en met de punt eens diamants, en gegraveerd op de tafel huns harten, als op de hoornen hunner altaren;2 opdat hunne kinderen nog gedenken zullen aan deze altaren, en aan de ascherabeelden bij het groen geboomte, op de hoge bergen.3 Maar Ik zal uwe hoogten, zo op de bergen als in de velden, benevens uwe have en al uwe schatten ten roof geven, om de zonden in al uwe grenspalen begaan.4 En gij zult verstoten worden uit uw erfdeel, dat Ik u gegeven heb, en Ik zal u tot knechten uwer vijanden maken in een land, dat gij niet kent; want gij hebt een vuur mijns toorns ontstoken, dat eeuwig branden zal.

5 Dus spreekt de Heer: Vervloekt is de man, die zich op mensen verlaat, en op vlees steunt, terwijl zijn hart van den Heer afwijkt;6 want hij zal zijn als de heidestruik in de woestijn, en zal niet zien de toekomende troost, maar zal blijven in de dorheid der woestijn, in een onvruchtbaar land, waar niemand woont.7 Maar gezegend is de man, die zich op den Heer verlaat, en wiens toeverlaat de Heer is;8 want hij zal zijn als een boom, die aan het water geplant is, en ingeworteld aan ene beek, en die het niet gevoelt als er hitte ontstaat, want zijne bladeren blijven groen, en hij bekommert zich niet als er een dor jaar komt, maar brengt vruchten voort zonder ophouden.9 Het hart is een trots, een versaagd ding; wie kan het doorgronden?10 Ik, de Heer, doorgrond het hart en beproef de nieren, om een ieder te geven naar zijn doen, naar de vruchten zijner werken.11 Want gelijk een vogel, die eieren uitbroedt, welke hij niet gelegd heeft, zo is hij, die door onrecht goed vergadert; want hij moet het verlaten, als hij dit het minst verwacht, en zal nog in het einde ten spot worden.

12 Maar de plaats van ons heiligdom, de troon der goddelijke eer, is altoos vast gebleven.13 Want, Heer, Gij zijt Israls hoop; allen, die U verlaten, moeten te schande worden, en de afvalligen moeten in het stof geschreven worden; want zij verlaten den Heer, de bron des levenden waters.14 Genees mij, Heer, zo word ik genezen; help mij, zo ben ik geholpen; want Gij zijt mijn roem.15 Zie, zij zeggen tot mij: Waar is dan het woord des Heren? Laat het nu toch komen!16 Maar ik heb mij niet ont trokken U als herder te volgen; ook heb ik den ongeluksdag niet begeerd, dat weet Gij; wat ik gepredikt heb, dat is recht voor U.17 Wees Gij mij slechts niet tot ene verschrikking, mijn toeverlaat in den nood!18 Laat hen te schande worden, die mij vervolgen, maar mij niet; laat hen verschrikken, maar mij niet; laat den dag des ongeluks over hen komen, en verbreek hen met ene dubbele verbreking.

19 Dus spreekt de Heer tot mij: Ga heen en sta in de poort des volks, door welke de koningen van Juda uit gaan en ingaan, en in al de poorten van Jeruzalem,20 en zeg tot hen: Hoort het woord des Heren, gij koningen van Juda, en geheel Juda, en alle inwoners van Jeruzalem, die door deze poorten ingaat,21 dus spreekt de Heer: Wacht u en draagt geen last op den sabbatdag door de poorten in Jeruzalem,22 en voert geen last op den sabbatdag uit uwe huizen, en doet geen arbeid, maar heiligt den sabbatdag, zoals Ik uwen vaderen geboden heb,23 maar zij hoorden niet en neigden hunne oren niet, maar bleven hardnekkig, om Mij toch niet te horen noch de tucht aan te nemen.24 Indien gij Mij zult horen, spreekt de Heer, dat gij geen last door deze stadspoorten inbrengt op den sabbatdag, maar dien heiligt; zodat gij geen werk daarop verricht:25 zo zullen ook door deze stadspoorten uit gaan en ingaan koningen en vorsten, die op Davids troon zitten, en op wagens en paarden rijden; zij en hunne vorsten, allen, die in Juda en te Jeruzalem wonen; en deze stad zal eeuwiglijk bewoond worden.26 En er zullen komen uit de steden van Juda en uit de plaatsen rondom Jeruzalem; en uit het land Benjamin; uit de laagte en van het gebergte en van het Zuiden, die brandoffer, slachtoffer, spijsoffer en wierook zullen brengen tot het huis des Heren.27 Maar is het, dat gij naar Mij niet zult horen om den sabbatdag te heiligen en geen last in te brengen door de poorten van Jeruzalem op den sabbatdag, zo zal Ik een vuur in uwe poorten ontsteken, dat de huizen te Jeruzalem zal verteren en niet uitgeblust worden.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile