the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Jakobus 4
1 Vanwaar komt strijd en oorlog onder u? Komen zij niet hiervan, namelijk uit uwe lusten, die in uwe leden strijden?2 Gij zijt begerig, en verkrijgt er niet mede; gij haat en benijdt, en wint er niet mede; gij strijdt en voert oorlog, echter hebt gij niets, omdat gij niet bidt;3 gij bidt, en ontvangt niet, omdat gij kwalijk bidt, opdat gij het in uwe lusten zoudt doorbrengen.4 Gij overspelers en overspeelsters, weet gij niet, dat de vriendschap der wereld vijandschap tegen God is? Wie een vriend der wereld wil zijn, die zal Gods vijand wezen.5 Of meent gij, dat de Schrift tevergeefs zegt: Naijverig verlangt hij naar den geest, dien hij in ons deed wonen?6 Ja, hij geeft meerdere genade. Daarom zegt de Schrift: "God wederstaat de hoovaardigen, maar den ootmoedigen geeft Hij genade".7 Zo zijt nu Gode onderdanig. Wederstaat den duivel, zo vliedt hij van u.8 Nadert tot God, zo nadert Hij tot u. Reinigt de handen, gij zondaars, en maakt uwe harten kuis, gij wankelmoedigen.9 Gevoelt uwe ellende en treurt en weent; uw lachen worde veranderd in wenen, en uwe vreugde in treurigheid.10 Verootmoedigt u voor den Heer, zo zal Hij u verhogen.
11 Spreekt niet kwalijk van elkander, broeders! Wie van zijnen broeder kwalijk spreekt en zijnen broeder oordeelt, die spreekt kwalijk van de wet en oordeelt de wet. Indien gij nu de wet oordeelt, zo zijt gij geen dader der wet, maar een rechter.12 Er is slechts n wetgever en rechter, die behouden en verderven kan. Wie zijt gij, die een ander oordeelt?13 Welaan nu, gij, die zegt: Heden of morgen zullen wij gaan in die of die stad, en zullen daar een jaar doorbrengen, en koopmanschap drijven en winst maken;14 gij, die niet weet, wat morgen geschieden zal! Want wat is uw leven? Een damp is het, die een kleinen tijd duurt en daarna verdwijnt.15 In plaats daarvan moest gij zeggen: Indien de Heer wil en wij leven, zo zullen wij dit of dat doen.16 Maar nu roemt gij in uwen overmoed; alle zodanige roem is kwaad.17 Wie dan weet goed te doen en het niet doet, dien is het zonde.