the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Jesaja 66
1 Dus spreekt de Heer: De hemel is mijn troon, en de aarde de voetbank mijner voeten: welk huis is het dan, dat gij Mij zoudt kunnen bouwen, of welke is de plaats, waar Ik rusten zou?2 Mijne hand heeft alles gemaakt wat er is, spreekt de Heer; doch Ik zie den ellendige aan, en den verslagene van geest, en die vreest voor mijn woord.3 Wie een os slacht, die is als iemand, die een man doodt; wie een schaap offert, die is als iemand, die een hond afmaakt; wie spijsoffer brengt, die is als een, die zwijnebloed offert; wie wierook brandt, die is als een, die onrecht prijst. Dezen verkiezen ook hunne eigene wegen, en hunne ziel heeft lust aan hunne gruwelen:4 daarom zal Ik ook lust hebben aan hun ongeluk; en wat zij vrezen, zal Ik over hen doen komen, omdat Ik riep en niemand antwoordde; omdat Ik sprak en zij niet hoorden, deden hetgeen kwaad was in mijne ogen, en verkozen hetgeen Mij mishaagde.
5 Hoort het woord des Heren, gij, die vreest voor zijn woord: Uwe broeders, die u haten, en u verbannen om mijns naams wil, en zeggen: Laat zien hoe heerlijk de Heer is; laat Hem verschijnen tot uwe vreugde, die zullen te schande worden.6 Want men zal horen ene stem van gedruis in de stad, ene stem uit den tempel, ene stem des Heren, die zijne vijanden vergeldt.7 Zij baart, eer zij ween krijgt; zij is van een jongsken verlost, eer barensnood haar overviel.8 Wie heeft ooit zo iets gehoord; wie heeft ooit zo iets gezien? Kan ook een land geboren worden op n dag; een volk worden voortgebracht op n stond? Nu heeft nochtans Sion hare kinderen zonder ween gebaard.9 Zou Ik dan anderen de baarmoeder breken, en zelf ook niet baren? spreekt de Heer; zou Ik anderen laten baren, en zelf toegesloten zijn? zegt uw God.10 Verblijdt u met Jeruzalem, en weest vrolijk over haar, gij allen, die haar liefhebt, verheugt u met haar, gij allen, die over haar treurig geweest zijt;11 want gij zult daarvoor zuigen en verzadigd worden uit de borsten van hare vertroosting; gij zult daarvoor gelaafd worden en u verlustigen in de volheid van haren luister.12 Want dus spreekt de Heer: Zie, Ik breid den vrede over haar uit als een waterstroom, en de heerlijkheid der volken als ene overvloeiende beek; dan zult gij zuigen en op den arm gedragen worden, en op de knien zal men u vriendelijk houden.13 Ik zal u troosten als een, die door zijne moeder getroost wordt; ja, gij zult door Jeruzalem getroost worden.14 Gij zult het zien, en uw hart zal zich verheugen, en uw gebeente zal groenen als gras; dan zal de hand des Heren bekend worden aan zijne knechten, en zijn toorn aan zijne vijanden.
15 Want zie, de Heer zal komen met vuur, en zijne wagens zijn als het onweder, opdat Hij vergelde in de grimmigheid zijns toorns, en zijn dreigen zij als vuurvlammen;16 want de Heer zal met vuur en met zijn zwaard gericht houden tegen alle vlees, en de gedoden des Heren zullen velen zijn.17 Wie zichzelven heiligen en reinigen in de hoven, de een hier, de ander daar, en zwijnevlees en allerlei verfoeisel, zelfs muizen eten, die zullen te zamen weggeraapt worden, spreekt de Heer.18 En Ik ken hunne werken en gedachten. De tijd komt, dat Ik vergader alle volken en tongen, datzij komen en mijne heerlijkheid zien.19 En Ik zal een teken onder hen oprichten, en sommigen dergenen, die gered zijn, zenden tot de volken, naar Tarsis, Pl en Ld; tot de boogschutters, naar Tubal en Javan; naar de afgelegenste eilanden, die nimmer van Mij gehoord en mijne heerlijkheid nooit gezien hebben; en zij zullen mijne heerlijkheid onder de volken verkondigen.20 En zij zullen al uwe broeders uit alle volken herwaarts brengen, den Heer tot een spijsoffer op paarden en wagens, op draagstoelen, op muilezels en op snelle kamelen, naar Jeruzalem, mijnen heiligen berg, spreekt de Heer, gelijk de kinderen Israls het spijsoffer in reine vaten brengen tot het huis des Heren.21 En ook uit hen zal Ik priesters en Levieten nemen, spreekt de Heer.22 Want, gelijk die nieuwe hemel en die nieuwe aarde, die Ik maken zal, bestendig zullen zijn voor mijn aangezicht, spreekt de Heer, zo zal ook uw zaad en uw naam bestendig zijn.23 En alle vlees zal van de ene maand tot de andere, en van den enen sabbat tot den anderen komen, om te aanbidden voor Mij, spreekt de Heer.24 En zij zullen uitgaan en de dode lichamen der lieden zien, die tegen Mij gezondigd hebben; hoe hun worm niet sterft en hun vuur niet uitgeblust wordt, en zij tot een gruwel zijn voor alle vlees.