Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Jesaja 44

1 Hoor dan nu, mijn knecht Jakob, en Isral, dien Ik verkoren heb.2 Dus spreekt de Heer, die u gemaakt en bereid heeft, en die u bijstaat van den moederschoot af: Vrees niet, mijn knecht Jakob, en gij Jeschurun, dien Ik verkoren heb;3 want Ik zal water gieten op het dorstige en stromen op het droge, Ik zal mijnen Geest uitgieten op uw zaad, en mijnen zegen op uwe nakomelingen,4 zodat zij wassen zullen als gras, als de wilgen aan de waterbeken.5 Deze zal zeggen: Ik ben des Heren; en gene zal zich noemen met den naam Jakob, en deze zal met zijne hand schrijven: "Voor den Heer!" en zal den toenaam Isral aannemen.6 Dus spreekt de Heer, de koning van Isral, en zijn Verlosser, de Heer Zebath: Ik ben de eerste en Ik ben de laatste, en buiten Mij is er geen God.7 En wie is Mij gelijk, die roepen en verkondigen en het Mij bereiden zal; Ik, die van het begin der wereld af het volk gesteld heb? Laten zij het toekomende en hetgeen gebeuren zal verkondigen.8 Vreest dan niet en verschrikt niet; heb ik het u niet van dien tijd af doen horen en het verkondigd? Want gij zijt mijne getuigen, of er een God is buiten Mij? Er is geen andere steenrots, Ik ken er geen.

9 De afgodenmakers zijn allen ijdel, en hunne kunstige werken zijn van geen nut; zij zelven zijn hunne getuigen; zij zien niets en merken ook niets, daarom moeten zij te schande worden.10 Wie zijn zij, die een god maken, en beelden gieten, die geen nut doen?11 Zie, al hunne metgezellen worden te schande; want de werkmeesters zelve zijn niet meer dan mensen, al kwamen zij ook allen te zamen, moeten zij nochtans vrezen en te schande worden.12 De n smeedt het ijzer met de tang, arbeidt in den gloed, en bereidt het met hamers, en bewerkt het met al de kracht zijns arms; hij lijdt ook honger, totdat hij niet meer kan, drinkt ook geen water, totdat hij mat wordt.13 De ander timmert hout, en meet het met het richtsnoer, en tekent het af met de stift, en bearbeidt het met den beitel, en tekent het met den passer af, en maakt het naar de gedaante eens mans, als een schoon mensenbeeld, om in een tempel te wonen.14 Hij gaat er goed op los onder de bomen in het woud, om cederen af te houwen, en neemt beuken en eiken; hij plant een olmboom, dien de regen doet groeien,15 en die den lieden brandstof geeft, om daarvan te nemen en zich daarbij te warmen, of dien hij ontsteekt om er brood op te bakken: van datzelfde maakt hij een god en buigt er zich voor neder, hij maakt er een beeld van, waarvoor hij knielt.16 De helft verbrandt hij in het vuur, bij de helft eet hij vlees, hij braadt er zijn gebraad op en verzadigt zich, ook warmt hij er zich bij en zegt: Ha, ik ben warm geworden, ik verlustig mij aan het vuur;17 --maar het overige maakt hij tot een god, tot zijn beeld, waarvoor hij knielt en nedervalt, en dat hij aanbidt en zegt: Help mij, want gij zijt mijn God.18 Zij weten niets en verstaan niets, want hunne ogen zijn zo verblind, dat zij niet zien, en hunne harten, dat zij het niet begrijpen;19 en zij overleggen niet in hun hart, en geen verstand noch oordeel is er om te denken: Ik heb de helft met vuur verbrand, en op de kolen daarvan heb ik brood gebakken, en vlees gebraden en gegeten, en zou ik het overige tot een verfoeisel maken, en knielen voor een houten blok?20 Hij verblijdt zich met as, het bedrogen hart leidt hem terzijde af, zodat hij zijne ziel niet redden kan, noch denken: Is het ook bedriegerij, wat mijne rechterhand bedrijft?

21 Gedenk daaraan, o Jakob, en Isral, dat gij mijn knecht zijt; Ik heb u bereid, opdat gij mijn knecht zoudt zijn; gij Isral, vergeet Mij dan niet.22 Ik delg uwe misdaden uit als ene wolk, en uwe zonden als een nevel: keer tot Mij weder, want Ik verlos u.23 Juicht gij hemelen, want de Heer heeft het gedaan; galm uit, gij aarde beneden; gij bergen, zijt vrolijk met gejuich, gij woud en alle bomen daarin, want de Heer heeft Jakob verlost en is heerlijk in Isral.24 Aldus spreekt de Heer, uw Verlosser, die u bereid heeft van den moederschoot af: Ik ben de Heer, die alles doe, die den hemel uitspan alleen, en de aarde uitbreid zonder medehelpers;25 die de tekenen der waarzeggers vernietig, en de wichelaars zinneloos maak; die de wijzen achterwaarts doe keren, en hunne kunst tot dwaasheid maak;26 maar die het woord zijns knechts bevestig, en den raad zijner boden volbreng; die tot Jeruzalem zeg: Word bewoond, en tot de steden van Juda: Wordt gebouwd, en die hare puinhopen opricht;27 Ik, die tot de diepte zeg: Verdroog, en uwe stromen doe verschroeien;28 Ik, die van Kores zeg: Hij is mijn herder, en hij zal al mijnen wil volbrengen, en zal tot Jeruzalem zeggen: Word gebouwd, en tot den tempel: Word gegrondvest.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile