the Week of Proper 28 / Ordinary 33
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Jesaja 45
1 Dus spreekt de Heer aangaande Kores, zijnen gezalfde: Hij is het, dien Ik bij zijne rechterhand vat, opdat Ik de volken voor hem nederwerpe, en den koningen het zwaard afgorde, opdat voor hem alle deuren geopend worden, en geen poorten voor hem toegesloten blijven.2 Ik zal voor u uitgaan, en het hobbelige effen maken; Ik zal de koperen deuren in stukken slaan, en de ijzeren grendels verbreken,3 en zal u geven de heimelijke schatten, en de verborgen kleinodin; opdat gij erkent, dat Ik, de Heer, de God van Isral, u bij uwen naam genoemd heb,4 terwille van Jakob, mijnen knecht, en van Isral, mijnen uitverkorene; ja, Ik riep u bij uwen naam, en noemde u, toen gij Mij nog niet kendet.
5 Ik ben de Heer, en niemand anders; geen God is er dan Ik alleen. Ik heb u toegerust, toen gij Mij nog niet kendet,6 opdat men ondervinde, zo van den opgang der zon als van haren ondergang, dat er buiten Mij geen God is: Ik ben de Heer, en niemand anders;7 Ik, die het licht maak en de duisternis schep; die vrede geef en het kwade schep; Ik, de Heer, ben het, die dat alles doe.8 Druppelt, gij hemelen, van boven af; en stroomt, o wolken, gerechtigheid neder; de aarde opene zich en brenge heil voort, en doe gerechtigheid mede opwassen: Ik, de Heer, schep het.9 Wee hem, die met zijnen Schepper twist; de scherf met den pottebakker des leems. Zegt ook het leem tot zijnen pottebakker: Wat doet gij? en uw werk: Hij heeft geen handen?10 Wee hem, die tot den vader zegt: Waarom hebt gij mij verwekt? en tot zijne moeder: Waarom baardet gij?
11 Dus spreekt de Heer, de Heilige van Isral, en hun Meester: Zal men Mij vragen naar hetgeen gebeuren moet, en aangaande mijne kinderen en het werk mijner handen Mij bevelen geven?12 Ik heb de aarde gemaakt, en den mens daarop geschapen; Ik ben het, wiens handen den hemel uitgebreid hebben, en Ik geef bevel aan al zijn heir;13 Ik heb hem verwekt in gerechtigheid, en al zijne wegen zal Ik effen maken; hij zal mijne stad bouwen, en mijne gevangenen loslaten, niet voor geld noch geschenken, spreekt de Heer Zebath.14 Dus spreekt de Heer: De handel der Egyptenaars en het gewin van de Moren en Sabers, die rijzige lieden, zullen tot u overkomen en de uwen zijn; zij zullen u volgen, in boeien zullen zij gaan, en voor u nedervallen, en u smeken; want God is met u, en er is anders geen God meer.15 Voorwaar, Gij zijt een verborgen God, Gij Israls God en Heiland.16 Maar wie afgodsbeelden maken, moeten allen beschaamd en te schande worden, en met elkander schaamrood heengaan.17 Maar Isral wordt verlost door den Heer met ene eeuwige verlossing; gij wordt niet beschaamd noch te schande in alle eeuwigheid.18 Want dus spreekt de Heer, die den hemel geschapen heeft, de God, die de aarde gemaakt en haar bereid en bevestigd heeft; die haar niet gemaakt heeft, opdat zij ledig zou zijn, maar toebereid, opdat men daarop wonen zou; Ik ben de Heer, en niemand anders;19 Ik heb niet in het verborgen gesproken in ene donkere plaats der aarde; Ik heb tot Jakobs zaad niet tevergeefs gezegd: Zoekt Mij; want Ik ben de Heer, die spreek hetgeen waarachtig, en verkondig hetgeen recht is.
20 Dat zich vergaderen en te zamen toetreden de helden der volken, die niets weten, en hunne houten afgodsbeelden voortslepen, en een god aanbidden, die niet helpen kan.21 Verkondigt het en voegt u hierheen; beraadslaagt te zamen: wie heeft dit doen horen van de vroegste tijden af, en van ouds reeds bekendgemaakt? Heb Ik het niet gedaan, de Heer? Neen, er is geen God behalve Ik, een rechtvaardig God en een Heiland is er niet buiten Mij.22 Wendt u naar Mij toe en wordt behouden, alle gij einden der aarde; want Ik ben God, en niemand meer.23 Ik zweer bij Mijzelven, en een woord, dat waarachtig is, gaat uit mijnen mond, daarbij zal het blijven: voor Mij zullen alle knien zich buigen, en alle tongen zullen zweren,24 en zeggen: In den Heer is gerechtigheid en sterkte; tot Hem moet men komen, maar allen, die Hem tegenstaan, moeten te schande worden;25 want in den Heer wordt gerechtvaardigd en zal zich beroemen al het zaad van Isral.