the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Jesaja 43
1 En nu spreekt de Heer, die u geschapen heeft, o Jakob, en u gemaakt heeft, o Isral: Vrees niet, want Ik heb u verlost; Ik heb u bij uwen naam geroepen, gij zijt de mijne.2 Als gij door het water gaat, zo zal Ik bij u zijn, dat de stromen u niet zullen overstelpen; en als gij in het vuur gaat, zult gij niet verbranden, en de vlam zal u niet verteren.3 Want Ik ben de Heer uw God, de Heilige van Isral, uw Heiland; Ik heb Egypte, Morenland en Seba in uwe plaats tot ene losgeld gegeven.4 Dewijl gij waardig in mijne ogen geacht zijt, zo moogt gij ook heerlijk zijn, en Ik heb u lief; daarom geef Ik mensen in uwe plaats, en volken voor uwe ziel.5 Vrees dan niet, want Ik ben met u; Ik zal uw zaad van het Oosten brengen, en zal u van het Westen verzamelen,6 en zal zeggen tot het Noorden: Geef herwaarts, en tot het Zuiden: Houd niet terug, breng mijne zonen van verre en mijne dochters van het einde der aarde, allen,7 die naar mijnen naam genoemd zijn, en die Ik geschapen heb tot mijne heerlijkheid, die Ik bereid en gemaakt heb.
8 Breng voor het volk, dat blind is, schoon het ogen heeft, en die doof zijn, schoon zij oren hebben.9 Laat alle volken in menigte te zamen komen, en de natin zich verzamelen. Wie is er onder hen, die dat verkondigen kan, en ons kan doen horen wat er te voren verkondigd is? Dat zij hunne getuigen voorbrengen, en zich rechtvaardigen, zo zal men het horen en zeggen: Het is waarheid.10 Maar gijlieden zijt mijne getuigen, spreekt de Heer, en mijn knecht, dien Ik verkoren heb, opdat gij het weet, en Mij gelooft, en verstaat, dat Ik het ben; Vr Mij is geen God gemaakt, ook zal er na Mij geen zijn:11 Ik, Ik ben de Heer, en er is geen Heiland buiten Mij.12 Ik heb het verkondigd, en heb ook geholpen, en heb het u doen horen, en geen vreemde god was er onder u; gij zijt mijne getuigen, spreekt de Heer, dat Ik God ben.13 Ook ben Ik Vr het begin der dagen, en niemand is er, die uit mijne hand redden kan; wat Ik werk, wie kan dat keren?
14 Dus spreekt de Heer, uw Verlosser, de Heilige van Isral: Om uwentwil heb Ik naar Babel gezonden, en heb hen allen vluchtend neder doen dalen, en de klagende Chalden in de schepen gejaagd.15 Ik ben de Heer, uw Heilige; Ik, die Isral geschapen heb, ben uw Koning.16 Dus spreekt de Heer, die in de zee een weg en in de geweldige wateren ene baan bereidde;17 die wagens en paarden, heir en macht deed opkomen, dat zij op een hoop daar nederlagen en niet weder opstonden, dat zij uitgeblust waren, gelijk ene vlaswiek uitgaat:18 Gedenkt niet meer aan het oude, en let niet meer op het verledene;19 want zie, Ik zal wat nieuws verrichten, nu zal het uitspruiten: zoudt gij het niet gewaarworden? Ja in de woestijn zal Ik een weg maken, en waterstromen in de wildernis,20 dat het gedierte op het veld, de draken en struisen mij prijzen; want Ik zal wateren in de woestijn, en stromen in de wildernis geven, om mijn volk, mijne uitverkorenen, te drenken.21 Dit volk heb Ik Mij bereid, het zal mijnen roem verkondigen.
22 Niet dat gij Mij hadt geroepen, o Jakob, of dat gij u om Mij vermoeid hadt, o Isral!23 Mij hebt gij niet gebracht de schapen uwer brandoffers, noch met uwe offers Mij geerd; en Ik heb geen lust gehad in uwen dienst, en heb u niet vermoeid met wierook.24 Mij hebt gij geen kalmus voor geld gekocht, Mij niet verzadigd met het vet uwer offers. Neen, met uwe zonden hebt gij Mij moeite verwekt, en met uwe misdaden hebt gij Mij vermoeid.25 Ik, Ik delg uwe overtredingen uit om mijnentwil, en gedenk niet meer aan uwe zonden.26 Maak Mij indachtig, laat ons samen richten; breng bij waarmede gij u rechtvaardigen wilt.27 Uwe voorouders hebben gezondigd, en uwe leeraars hebben tegen Mij misdaan;28 daarom heb Ik de vorsten des heiligdoms ontheiligd, en heb Jakob tot ene verbanning gemaakt en Isral tot hoon.