the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Jesaja 42
1 Zie, dit is mijn knecht, dien Ik ondersteun, en mijn uitverkorene, aan wien mijne ziel een welbehagen heeft. Ik heb hem mijnen Geest gegeven; hij zal het recht onder de volken brengen.2 Hij zal niet schreeuwen noch roepen, en men zal zijne stem niet horen op de straten.3 Het gekrookte riet zal hij niet verbreken, en de rokende vlaswiek zal hij niet uitblussen; hij zal het recht in waarheid leren houden.4 Hij zal niet moedeloos noch mat worden, tot hij het recht op de aarde zal bevestigd hebben, en de eilanden zullen op zijn wet wachten.
5 Dus spreekt God, de Heer, die de hemelen schiep en uitbreidde, die de aarde heeft gemaakt en haar gewas, die den adem geeft aan de volken, die er op zijn, en den geest aan hen, die er op wandelen:6 Ik, de Heer, heb u geroepen met gerechtigheid, en heb u bij uwe hand gevat, en heb u behoed; en Ik heb u den volke gegeven tot een verbond, den heidenen tot een licht,7 om de ogen der blinden te openen, en de gevangenen uit de gevangenis te voeren; en die in de duisternis zitten, uit het gevangenhuis.8 Ik ben de Heer, dat is mijn naam, en Ik wil mijne eer aan geen ander geven, noch mijnen roem aan de afgoden.9 Zie, wat Ik vroeger verkondigd heb, dat is gekomen, en nu kondig Ik nieuwe dingen aan, eer zij uitspruiten, doe Ik ze u horen.10 Zingt den Heer een nieuw lied; zijnen roem aan de einden der wereld; gij, die de zee bevaart en wat daarin is, en gij, die de eilanden bewoont.11 Dat de woestijn met hare steden hare stem verheffe, de dorpen door Kedar bewoond; dat juichen, wie in de rotsstenen wonen, en dat zij roepen van de hoogten der bergen!12 Dat zij den Heer de eer geven, en zijnen roem op de eilanden verkondigen!
13 De Heer zal uittrekken als een held, Hij zal zijnen ijver opwekken als een krijgsman; Hij zal juichen en een groot krijgsgeschreeuw maken en Hij zal zijne vijanden overweldigen.14 Ik zweeg wel een tijd lang, en was stil en onthield Mij, maar nu zal Ik het uitschreeuwen als een barende, Ik zal ze verwoesten en allen verslinden;15 Ik zal de bergen en de heuvelen verwoesten, en al hun gras doen verdorren; Ik zal de waterstromen tot eilanden maken, en de zeen uitdrogen;16 de blinden zal Ik langs een weg leiden, dien zij niet kenden; Ik zal hen voeren op paden, die zij niet wisten; Ik zal de duisternis voor hen tot een licht, en het hobbelige effen maken: dit zal Ik hun doen, en zal ze niet verlaten.17 Maar wie zich op de afgoden verlaten, en tot gegoten beelden zeggen: Gij zijt onze goden, die zullen achterwaarts wijken en te schande worden.
18 Hoort, gij doven, en aanschouwt en ziet, gij blinden.19 Wie is zo blind als mijn knecht, en wie is zo doof gelijk mijn bode, dien Ik zend? Wie is zo blind als de volmaakte, ja, zo blind als de knecht des Heren?20 Men predikt wel veel, maar zij houden het niet; men zegt hun genoeg, maar zij willen het niet horen.21 Nochtans wil de Heer hem weldoen om zijner gerechtigheid wil, en zijne wet groot en heerlijk maken.22 Het is een beroofd en geplunderd volk; zij zijn allen verstrikt in de holen en verstoken in de gevangenhuizen; zij zijn tot een roof geworden en er is geen redder, geplunderd en er is niemand, die zegt: Geef weder.23 Wie is er onder ulieden, die ter ore neemt, die opmerkt en hoort wat hierna komt?24 Wie heeft Jakob ter plundering overgegeven en Isral aan de rovers? Heeft niet de Heer het gedaan, tegen wien wij gezondigd hebben? Doch zij wilden niet wandelen op zijne wegen, en hoorden niet naar zijne wet.25 Daarom heeft Hij over hen uitgeschud de grimmigheid zijns toorns, en des oorlogs geweld, en heeft hen rondom in vlam gezet, maar zij merkten het niet; en Hij heeft hen verteerd, maar zij nemen het niet ter harte.