the Week of Proper 28 / Ordinary 33
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Jesaja 41
1 Zwijgt stil voor Mij, gij eilanden, en dat de volken zich versterken; laat hen toetreden, en dan spreken; wij zullen te zamen richten.2 Wie heeft dien rechtvaardige uit het Oosten verwekt? Wie riep hem, dat hij ging? Wie gaf volken en koningen aan hem over, dat hij hen machtig werd, en gaf ze aan zijn zwaard als stof, en aan zijnen boog als verstrooide stoppels,3 dat hij hen achterna joeg, en voorttrok in vrede, en niet moede werd op den weg?4 Wie deed dit en volvoerde het, en riep alle mensen van den beginne af? Ik ben het, de Heer, de eerste en de laatste.5 Toen de eilanden dat zagen, vreesden zij, en de einden der aarde verschrikten, zij naderden en traden toe.6 De een hielp den ander, en zeide tot zijnen naaste: Houd moed.7 De timmerman nam den goudsmid bij zich, en zij maakten met den hamer het blik glad op het aanbeeld, zeggende: Dat zal fraai staan; en zij hechtten het met nagels vast, opdat het niet zou wankelen.8 Gij dan Isral, mijn knecht, Jakob, dien Ik verkoren heb, gij zaad van Abraham, mijnen vriend;9 gij, dien Ik gegrepen heb van de einden der aarde, en geroepen van hare grenzen, en tot u gezegd heb: Gij zult mijn knecht zijn, u heb Ik uitverkoren, en verwerp u niet:
10 vrees niet, Ik ben uw God; Ik sterk u; ook help Ik u, Ik onderhoud u door de rechterhand mijner gerechtigheid.11 Zie, beschaamd en te schande zullen worden allen, die toornig op u zijn; zij zullen worden als niets, en de lieden, die met u twisten, zullen omkomen,12 zodat gij naar hen zult vragen en ze niet vinden; de lieden, die met u twisten, zullen worden als niets, en de lieden, die tegen u strijden, zullen een einde hebben.13 Want Ik ben de Heer uw God, die uwe rechterhand sterk, en tot u zeg: Vrees niet, Ik help u.14 Vrees dan niet, gij wormpje van Jakob, gij arme hoop van Isral. Ik help u, spreekt de Heer, en uw verlosser is de Heilige van Isral.15 Zie, Ik heb u tot een scherpen, nieuwen dorswagen gemaakt, die pennen heeft, dat gij bergen zoudt kunnen in stukken dorsen en vermalen, en heuvelen in kaf veranderen;16 gij zult ze verstrooien, dat de wind ze wegvoert en de wervelwind ze verwaait; maar gij zult vrolijk zijn in den Heer, en zult u beroemen op den Heilige van Isral.17 De verdrukten en armen zoeken water, en het is er niet; hunne tong verdroogt van dorst; maar Ik, de Heer, zal hen verhoren; Ik, de God van Isral, zal hen niet verlaten;18 Ik zal waterstromen op de hoogten openen, en fonteinen midden op de velden; Ik zal de woestijn maken tot ene zee van water, en het dorre land tot waterwellen;19 Ik zal in de woestijn ceder bomen, acacia bomen, mirte bomen en olijfbomen planten; Ik zal op de velden denne bomen, beuke bomen en buxbomen tegelijk zetten;20 opdat men zie en erkenne en merke en tegelijk versta, dat de hand des Heren dit gedaan heeft en dat de Heilige van Isral dit geschapen heeft.
21 Zo brengt dan uwe twistzaak voor, spreekt de Heer; brengt herwaarts waarop gij vertrouwt, spreekt Jakobs Koning.22 Dat zij herwaarts toetreden en ons verkondigen wat toekomende is: verkondigt ons, wat gij te voren geprofeteerd hebt, opdat wij daarop letten met ons hart, en merken, hoe het later gaan zal; of doet ons horen, wat toekomende is.23 Verkondigt ons wat hierna komen zal, zo zullen wij merken, dat gij goden zijt: doet tenminste enig goed of kwaad, zo zullen wij verbaasd staan, als wij het zien.24 Zie, gijlieden zijt niets, en uw doen is enkel nietigheid, en die u verkiest is een gruwel.25 Maar Ik verwek enen van het Noorden, en hij komt van den opgang der zon; hij zal hun mijnen naam prediken, en zal geweldigen vertreden als leem, zoals een pottebakker het leem treedt.26 Wie kan iets verkondigen van het begin, zo zullen wij het vernemen; of profeteren lang tevoren, zo zullen wij zeggen: Gij spreekt recht. Maar er was geen verkondiger, niemand, die iets horen liet, niemand hoorde een woord van u.27 Ik ben de eerste, die tot Sion zeg: Zie, daar is het. En Ik geef Jeruzalem predikers.28 Want Ik zag toe, maar er was niemand, en zag onder hen, maar er was geen raadgever; Ik vraagde hen, maar zij antwoordden niets.29 Zie, hun doen is alles ijdelheid en niets, hunne afgoden zijn wind en nietigheid.