Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Jesaja 36

1 En het geschiedde in het veertiende jaar van koning Hizka, dat Sanherib, de koning van Assyri, optrok tegen alle vaste steden van Juda en ze innam.2 En de koning van Assyri zond Rabsak van Lachis naar Jeruzalem tot koning Hizka, met ene grote macht; en hij trad aan de waterleiding van den bovensten vijver, aan den weg bij den akker des vollers.3 En tot hem ging uit Eljakim, de zoon van Hilka, de hofmeester, en Sebna, de schrijver, en Joah, de zoon van Asaf, de kanselier.4 En Rabsak zeide tot hen: Zegt toch aan Hizka: Dus spreekt de grote koning, de koning van Assyri: Wat is dat voor een steun, waarop gij u verlaat?5 Ik acht, dat gij u laat bepraten, dat gij nog wel raad en macht hebt om te strijden. Maar op wien verlaat gij u dan toch, dat gij van mij afvallig zijt geworden?6 Verlaat gij u op den gebroken rietstaf, op Egypte, welke, zo iemand daarop leunt, hem in de hand gaan, en ze doorboren zal? Alzo is Farao, de koning van Egypte, voor allen, die op hem vertrouwen.7 Of zo gij tot mij wilt zeggen: Wij verlaten ons op den Heer onzen God: is Hij het niet, wiens hoogten en altaren Hizka heeft weggedaan, en tot Juda en Jeruzalem gezegd: Voor dit altaar zult gij u nederbuigen?8 Welaan, ga dan ene weddingschap aan met mijnen heer, den koning van Assyri: ik wil u tweeduizend paarden geven, zo gij voor u daarop ruiters leveren kunt.9 Hoe zoudt gij dan het aangezicht kunnen wederstaan van een enkelen hoofdman uit de geringste knechten mijns heren? En gij verlaat u op Egypte om de wagens en de ruiters!10 Daarenboven, meent gij, dat ik zonder den Heer ben opgetrokken in dit land om het te verderven? De Heer sprak tot mij: Trek op in dit land en verderf het.

11 Maar Eljakim en Sebna en Joah zeiden tot Rabsak: Spreek toch met uwe knechten in het Syrisch, want wij verstaan het wel; en spreek niet met ons in het Joods voor de oren van het volk, dat op den muur is.12 Toen zeide Rabsak: Meent gij, dat mijn heer mij tot uwen heer of tot u gezonden heeft om zulke woorden te spreken, en niet veelmeer tot de mannen, die op den muur zitten, dat zij met u hun eigen uitwerpsel eten en hun water drinken zullen?13 En Rabsak stond en riep overluid in het Joods, en sprak: Hoort de woorden des groten konings, des konings van Assyri.14 Dus zegt de koning: Laat Hizka u niet misleiden, want hij kan u niet redden.15 En laat ook Hizka u niet doen vertrouwen op den Heer, zeggende: De Heer zal ons redden, en deze stad zal niet in de hand des konings van Assyri gegeven worden.16 Hoort naar Hizka niet; want dus zegt de koning van Assyri: Neemt mijne genade aan en gaat tot mij uit, en eet ieder van zijn wijnstok en van zijn vijgeboom, en drinkt ieder uit zijn bron;17 totdat ik kom en u overbreng in een land gelijk uw land is; een land, waarin brood en wijngaarden zijn.18 Laat Hizka u niet verleiden, zeggende: De Heer zal ons verlossen. Hebben dan de goden der volken ieder zijn land gered uit de hand des konings van Assyri?19 Waar zijn de goden van Hamath en Arpad, waar zijn de goden van Sefarvam? Hebben zij Samari uit mijne hand gered?20 Wie onder al de goden dezer landen heeft zijn land gered uit mijne hand, dat de Heer Jeruzalem uit mijne hand zou redden?21 En zij zwegen stil en antwoordden hem geen woord; want de koning had geboden en gezegd: Antwoordt hem niets.22 Toen kwamen Eljakim, de zoon van Hilka, de hofmeester, en Sebna, de schrijver en Joah, de zoon van Asaf, de kanselier, met gescheurde klederen tot Hizka, en gaven hem de woorden van Rabsak te kennen.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile