Read the Bible

¹ De woestijn en de eenzame plaatsen zullen zich verheugen, en de vlakte zal vrolijk staan en bloeien als de lelin,² zij zal bloeien en vrolijk staan in alle vreugde en juichen: de heerlijkheid van Libanon is haar gegeven, het sieraad van Karmel en Saron; zij zien de heerlijkheid des Heren, den luister onzes Gods.³ Versterkt de vermoeide handen, en verkwikt de wankelende knien.⁴ Zegt tot de versaagde harten: Zijt gerust, vreest niet; ziet, uw God komt tot wraak; God, die vergeldt, komt en zal u helpen.

⁵ Alsdan zullen de ogen der blinden opengedaan, en de oren der doven geopend worden;⁶ dan zullen de lammen springen gelijk een hert, en de tong der stommen zal juichen; want in de woestijn zullen wateren opwellen, en beken in de wildernis;⁷ en waar het tevoren droog geweest is, daar zullen vijvers staan; en waar het dor geweest is, daar zullen springwellen der wateren zijn; waar tevoren slangen gelegen hebben, daar zullen gras, riet en biezen zijn.⁸ En aldaar zal ene baan zijn en een weg, die de heilige weg zal genoemd worden; geen onreine zal daarop gaan, en hij zal voor hen zijn om daarop te gaan, zodat ook de dwazen niet dwalen kunnen.⁹ Daar zal geen leeuw zijn, en geen verscheurend dier zal er op treden, noch aldaar gevonden worden; maar de verlosten zullen daarop wandelen.¹⁰ De vrijgekochten des Heren zullen wederkeren en tot Sion komen met gejuich, en eeuwige blijdschap zal op hun hoofd zijn; vreugd en blijdschap zullen hun tebeurtvallen, en smart en zuchten zullen vlieden.