the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Jesaja 27
1 In dien tijd zal de Heer met zijn streng, groot en machtig zwaard bezoeken, zo den leviathan, die ene vluchtende slang, als den leviathan, die ene kronkelende slang is, en zal den draak in de zee doden.2 In dien tijd zal men zingen van den wijngaard des besten wijns:3 Ik, de Heer, behoed hem, en bevochtig hem gedurig; opdat men zijne bladeren niet misse, zal Ik hem dag en nacht behoeden.4 De Heer toornt niet over mij. O, dat Ik met de doornen en distels mocht oorlogen! Zo zou Ik onder hen springen en ze allen tegelijk aansteken.5 Hij zal mij behouden bij mijne kracht en mij vrede geven; ja, vrede zal Hij mij geven.6 Het zal er eens toe komen, dat Jakob wortels zal schieten, en Isral zal bloeien en groeien, zodat zij den aardbodem met vruchten vervullen.
7 Hij wordt immers niet geslagen gelijk zijne vijanden, die hem sloegen, en wordt niet gedood gelijk zijne vijanden gedood werden.8 Maar Gij richt hen met mate en laat hen vrij, als Gij hen bedroefd hebt met uwen harden wind, op den dag van den Oostenwind.9 Daarom zal ook hierdoor de zonde van Jakob ophouden; en dit is de vrucht daarvan, dat zijne zonden weggedaan worden, dat Hij al de stenen des altaars maakt als stenen tot as gestoten, dat er geen ascherabeelden noch zonnezuilen meer overblijven.10 Want de vaste stad moet onbewoond liggen; de schone huizen moeten eenzaam en verlaten worden als ene woestijn, zodat de kalveren daar weiden en rusten en aldaar de jonge scheuten zullen afeten.11 Hare takken zullen vanwege de dorheid breken, zodat de vrouwen zullen komen en vuur daarvan aanleggen; want het is een onverstandig volk; daarom zal Hij, die hen gemaakt heeft, zich ook over hen niet ontfermen, en, die hen geschapen heeft, zal hun niet genadig zijn.12 In dien tijd zal de Heer dorsen van den oever des waters af tot aan de beek van Egypte toe; en gij, kinderen Israls, zult verzameld worden, de een na den ander.13 In dien tijd zal men met ene grote bazuin blazen; dan zullen komen de verdoolden in het land van Assur, en de verdrevenen in het land van Egypte, en zullen den Heer aanbidden op den heiligen berg te Jeruzalem.