the Week of Christ the King / Proper 29 / Ordinary 34
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Jesaja 17
1 Dit is de last aangaande Damaskus: Zie, Damaskus zal geen stad meer zijn, maar een vervallen steenhoop;2 de steden van Aror zullen verlaten zijn, zodat de kudden aldaar weiden, die niemand wegjagen zal.3 En het zal met de vesting van Efram uit zijn, en met het koninkrijk van Damaskus, en het overige van Syri zal zijn als de heerlijkheid der kinderen van Isral, spreekt de Heer Zebath4 In dien tijd zal de heerlijkheid van Jakob gering zijn, en zijn vet lichaam zal mager zijn.5 Want het zal dan gaan, gelijk wanneer iemand koren inzamelt in den oogst, of iemand met zijnen arm de aren inoogst, en gelijk wanneer iemand aren opzamelt in het dal Refam,
6 en ene nalezing daarin bleef; gelijk wanneer men een olijfboom schudt, dat er twee of drie olijven boven in den top blijven, of dat er vier of vijf vruchten aan de takken hangen, spreekt de Heer, de God van Isral.7 In dien tijd zal de mens zich houden aan dengene, die hem gemaakt heeft, en zijne ogen zullen op den Heilige van Isral zijn;8 en hij zal zich niet meer houden aan de altaren, die zijne handen gemaakt hebben, en niet zien naar hetgeen zijne vingers gewrocht hebben, naar de ascherabeelden noch de zonnezuilen.
9 In dien tijd zullen de steden hunner sterkte zijn als verlaten burchten in het woud en op de hoogte, die verlaten werden voor het aangezicht der kinderen Israls, en zullen woest zijn.10 Want gij hebt den God uws heils vergeten, en niet gedacht aan de steenrots uwer sterkte: daarom zet gij liefelijke planten en legt uitlandse ranken.11 Als gij ze geplant hebt, zult gij ze wel verzorgen, opdat uw zaad vroeg wasse; maar in den oogst, als gij een hoop schoven moest erven, zult gij daarvoor de smarten eens bedroefden hebben.
12 Wee der menigte van zo groot een volk! Het zal bruisen als de zee, en het gedruis der lieden zal woeden, gelijk grote wateren woeden;13 ja, gelijk grote wateren woeden, alzo zullen de lieden woeden, Hij zal hen dreigen en zij zullen ver heenvlieden, en Hij zal hen verjagen gelijk het stof op de bergen voor den wind, en als een wervelwind voor het onweder.14 Omtrent den avond, zie, zo is er verschrikking; en eer het morgen wordt, zijn zij niet meer. Dit is het deel van onze berovers en het erfdeel dergenen, die ons het onze ontnemen.