Lectionary Calendar
Friday, November 22nd, 2024
the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Jesaja 10

1 Wee dengenen, die slechte wetten maken en die onrechtvaardige vonnissen vellen,2 opdat zij de zaken der armen buigen, en geweld oefenen in het recht der ellendigen onder zijn volk, dat de weduwen hun buit en de wezen hunne prooi mogen zijn.3 Maar wat zult gij doen ten dage der verzoeking en des ongeluks, dat van verre aankomt? Tot wien zult gij vlieden om hulp, en waar zult gij uwe heerlijkheid laten,4 opdat zij zich niet buigen onder de gevangenen, en niet vallen onder de verslagenen? In dit alles houdt zijn toorn niet op, maar zijne hand blijft steeds uitgestrekt.

5 Wee Assur, die de roede mijns toorns, en in wiens hand de stok mijner gramschap is!6 Ik zal hem zenden tegen een huichelachtig volk, en hem bevel geven tegen het volk mijns toorns, opdat hij het berove en den buit uitdele, en het vertrede als slijk op de straat:7 hoewel hij het zo niet meende en zijn hart het zo niet overlegde, maar zijn hart was om nog vele volken te verdelgen en uit te roeien.8 Want hij spreekt: Zijn mijne vorsten niet allen koningen?9 Is Kalno niet als Karkemis? Is Hamath niet als Arpad? Is Samari niet gelijk Damaskus?10 Gelijk mijne hand koninkrijken der afgoden heeft bemachtigd, wier afgoden sterker waren dan die van Jeruzalem en van Samari,11 zou ik aan Jeruzalem en hare afgoden niet doen, gelijk ik aan Samari en hare afgoden gedaan heb?12 Maar als de Heer al zijne werken zal uitgevoerd hebben op den berg Sion en te Jeruzalem, zal Ik bezoeken de vrucht des hoogmoedigen konings van Assyri en de pracht zijner hoovaardige ogen,13 omdat hij zegt: Ik heb het door de kracht mijner handen uitgevoerd en door mijne wijsheid, want ik ben verstandig; ik heb de landen anders verdeeld, en hunne inkomsten geroofd, en als een machtige de inwoners ter aarde geworpen;14 en mijne hand heeft de volken gevonden als een vogelnest, zodat ik alle landen heb samengeraapt, gelijk men eieren raapt, die verlaten zijn, en geen was er, die een vleugel verroerde, of den bek open deed en piepte.15 Mag ook ene bijl zich beroemen tegen dengene, die er mede houwt, of ene zaag zich verheffen tegen dengene, die haar trekt? Alsof de staf bewoog, die hem zwaait, en de stok ophief hem, die geen hout is!16 Daarom zal de Heer, de Heer Zebath, onder zijne vetgemesten de tering zenden, en zijne heerlijkheid zal Hij aansteken, dat zij branden zal als een vuur;17 en het licht van Isral zal tot een vuur zijn, en zijn Heilige tot ene vlam, die zijne doornen en distels zal aansteken en verteren op n dag;18 en de heerlijkheid zijns wouds en zijns velds zal tenietgaan, van de ziel af tot op het vlees; het zal alles vergaan en verdwijnen,19 zodat de overgebleven bomen zijns wouds kunnen geteld worden, en een jongen ze kan opschrijven.

20 In dien tijd zullen de overgeblevenen van Isral, en die behouden worden van Jakobs huis, zich niet meer verlaten op dengene, die hen slaat, maar zij zullen zich verlaten op den Heer, den Heilige van Isral, oprechtelijk.21 De overgeblevenen zullen zich bekeren, ja de overgeblevenen van Jakob, tot God den Almachtige.22 Want ofschoon uw volk, o Isral, is als het zand aan de zee, zo zullen toch deszelfs overgeblevenen bekeerd worden; want de verdelging is vast besloten, en de gerechtigheid komt overvloedig.23 Want de Heer, de Heer Zebath, zal ene verdelging teweegbrengen, en heeft ze vast besloten, in het gehele land.

24 Daarom spreekt de Heer, de Heer Zebath: Vrees niet, mijn volk, gij, die op Sion woont, voor Assur; hij zal u met den stok slaan, en zijnen staf tegen u opheffen, als in Egypte.25 Maar het is nog om een zeer kleinen tijd te doen, dan zal mijne ongenade en gramschap een einde hebben in hunnen ondergang.26 Dan zal de Heer Zebath een geesel over hem verwekken, gelijk bij het verslaan van Midian op de rots Oreb, en zal zijnen staf, dien Hij aan de zee gebruikte, opheffen als in Egypte.27 Op dien tijd zal zijn last van uwe schouders wijken, en zijn juk van uwen hals; want het juk zal verrotten wegens de vettigheid.28 Hij komt naar Ajjath, hij trekt door Migron, en te Michmas monstert hij zijne toerusting.29 Zij trekken door de engte, te Geba houden zij hun nachtleger. Rama verschrikt, Gibea Sauls vlucht.30 Gij dochter van Gallim, roep met luider stem; doe ze horen tot Las toe, gij rampzalig Anathoth!31 Madmena wijkt, de burgers van Gebim vluchten.32 Hij blijft nog een dag te Nob, zo zal hij zijne hand roeren tegen den berg der dochter van Sion, tegen den heuvel van Jeruzalem.33 Zie de Heer, de Heer Zebath, zal de takken met macht afhouwen, en wat hoog opgericht staat, afkorten, zodat de hogen vernederd worden;34 en het dichte woud zal met ijzer omvergehouwen worden, en de Libanon zal vallen door den Machtige.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile