the Fourth Week of Advent
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Genesis 46
1 En Isral trok heen met al wat hij had; en toen hij te Ber-Sba kwam, offerde hij offeranden aan den God van zijnen vader Isak.2 En God sprak tot hem bij nacht in gezichten, en zeide: Jakob! Jakob! Hij sprak: Hier ben ik.3 En Hij sprak: Ik ben God, de God uws vaders; vrees niet naar Egypte af te trekken, want aldaar wil Ik u tot een groot volk maken.4 Ik zal met u naar Egypte aftrekken, en zal u ook weder terugbrengen; en Jozef zal zijne handen op uwe ogen leggen.
5 Toen maakte Jakob zich op van Ber-Sba, en de zonen Israls voerden Jakob, hunnen vader, met hunne kinderkens en vrouwen, op de wagens, welke Farao gezonden had om hen te vervoeren.6 En zij namen hun vee en hunne have, welke zij in het land Kanan verworven hadden, en zij kwamen in Egypte, Jakob en al zijn kroost met hem;7 zijne zonen en zijne kindskinderen met hem, zijne dochters en de kinderen zijner dochters, en al zijn kroost bracht hij met zich in Egypte.8 En dit zijn de namen der zonen van Isral, die in Egypte kwamen, Jakob en zijne zonen. --De eerstgeboren zoon van Jakob, Ruben.9 De kinderen van Ruben: Henoch, Pallu, Hezron, en Karmi.10 De kinderen van Simeon: Jemul, Jamin, Ohad, Jachin, Zohar en Saul, de zoon ener Kananietische vrouw.11 De kinderen van Levi: Gerson, Kohath en Merari.12 De kinderen van Juda: Er, Onan, Sela, Perez en Zerah; maar Er en Onan waren gestorven in het land Kanan. En de kinderen van Perez: Hezron en Hamul.13 De kinderen van Issaschar: Tola, Pua, Job en Simron.14 De kinderen van Zebulon: Sered, Elon en Jahlel.15 Dit zijn de kinderen van Lea, die zij Jakob baarde in Mesopotami, nevens zijne dochter Dina; die maken allen te zamen, met zonen en dochters, drie en dertig zielen.16 De kinderen van Gad: Zifjon, Haggi, Suni, Ezbon, Eri, Arodi en Areli.17 De kinderen van Aser: Jimna, Jisva, Jisvi, Bera en Serah, hunne zuster en de kinderen van Bera: Heber en Malkil.18 Dit zijn de kinderen van Zilpa, die Laban gaf aan Lea, zijne dochter; en zij baarde Jakob deze zestien zielen.19 De kinderen van Rachel, Jakobs huisvrouw: Jozef en Benjamin.20 En aan Jozef werden geboren in Egypteland Manasse en Efram, welke Asnath, de dochter van Potifra, den priester te On, hem baarde.21 De kinderen van Benjamin: Bela, Becher, Asbel, Gera, Naman, Ehi, Ros, Muppim, Huppim en Ard.22 Dit zijn Rachels kinderen, die Jakob geboren zijn, allen te zamen veertien zielen.23 De kinderen van Dan: Husim.24 De kinderen van Naftali: Jahzel, Guni, Jezer en Sillem.25 Dit zijn de kinderen van Bilha, die Laban aan zijne dochter Rachel gaf; en zij baarde Jakob deze zeven zielen.26 Alle zielen, die met Jakob in Egypte kwamen, die uit zijne lendenen gesproten waren, behalve de vrouwen zijner kinderen, zijn allen te zamen zes en zestig zielen;27 en de kinderen van Jozef, die in Egypte geboren zijn, waren twee zielen; zodat alle zielen van Jakobs huis, die in Egypte kwamen, zeventig waren.
28 En hij zond Juda voor zich uit tot Jozef om zijne komst te Gosen te melden; en zij kwamen in het land Gosen.29 Toen spande Jozef zijnen wagen aan, en trok op, zijnen vader Isral te gemoet naar Gosen; en toen hij hem zag, viel hij hem om den hals en weende lang aan zijnen hals.30 Toen sprak Isral tot Jozef: Ik wil nu gaarne sterven, nadat ik uw aangezicht gezien heb, dat gij nog leeft.31 Jozef sprak tot zijne broeders en tot zijns vaders huis: Ik wil optrekken en Farao boodschappen, en tot hem zeggen: Mijne broeders en mijns vaders huis zijn tot mij gekomen uit het land Kanan,32 en het zijn veeherders, want het zijn lieden, die met vee omgaan; hun klein en groot vee, en al wat zij hebben, hebben zij medegebracht.33 Wanneer nu Farao u roepen zal en zeggen: Wat is uwe hantering?34 zo zult gij zeggen: Uwe knechten zijn lieden, die met vee omgaan van onze jeugd af tot nu toe, beiden, wij en onze vaders; opdat gij wonen moogt in het land Gosen; want veeherders zijn den Egyptenaren een gruwel.