Lectionary Calendar
Sunday, December 22nd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Genesis 45

1 Toen kon Jozef zich niet langer inhouden voor allen, die rondom hem stonden en hij riep: Laat allen van mij uitgaan! En niemand stond bij hem, toen Jozef zich aan zijne broeders bekend maakte.2 En hij weende overluid, zodat de Egyptenaars en Farao's huis het hoorden.3 En hij sprak tot zijne broeders: Ik ben Jozef! Leeft mijn vader nog? En zijne broeders konden hem niet antwoorden, zo verschrikten zij voor zijn aangezicht.4 Maar hij sprak tot zijne broeders: Treedt toch hier tot mij; en zij traden toe. En hij sprak: Ik ben Jozef, uw broeder, dien gij naar Egypte verkocht hebt.5 En nu, bekommert u niet en weest niet neerslachtig, omdat gij mij hierheen verkocht hebt; want tot behoud uws levens heeft God mij voor u uitgezonden.6 Want het zijn nu twee jaren, dat de duurte in het land is, en het zijn nog vijf jaren, dat er geen ploegen noch oogsten zijn zal;7 doch God heeft mij voor u uitgezonden, opdat Hij u late overblijven op de aarde, en uw leven redde door ene grote verlossing.8 En nu, gij hebt mij niet herwaarts gezonden, maar God; die heeft mij gesteld tot een vader over Farao, en tot een heer over zijn gehele huis, en tot een vorst in geheel Egypteland.9 Haast u nu en trekt op tot mijnen vader, en zegt hem: Dit laat uw zoon Jozef u zeggen: God heeft mij tot een heer in geheel Egypte gesteld; kom af tot mij en vertoef niet;10 gij zult in het land Gosen wonen, en nabij mij zijn, gij en uwe kinderen en uwe kindskinderen, uw klein en groot vee, en al wat gij hebt.11 Ik zal u aldaar verzorgen; want het zijn nog vijf jaren duurte; opdat gij niet verderft met uw huis en met al wat gij hebt.12 Zie, uwe ogen zien het, en de ogen van mijnen broeder Benjamin, dat mijn mond met u spreekt.13 Verkondigt mijnen vader al mijne heerlijkheid in Egypte, en al wat gij gezien hebt; haast u en komt met mijnen vader herwaarts af.14 En hij viel zijnen broeder Benjamin om den hals en weende, en Benjamin weende ook aan zijnen hals.15 En hij kuste al zijne broeders, en weende, terwijl hij hen omarmde; daarna spraken zijne broeders met hem.

16 En toen dit gerucht in Farao's huis kwam, dat Jozefs broeders gekomen waren, behaagde het Farao en al zijnen dienaren;17 en Farao sprak tot Jozef: Zeg aan uwe broeders: Doet alzo: laadt uwe lastdieren en trekt heen, en als gij komt in het land Kanan,18 zo neemt uwen vader en al de uwen, en komt tot mij; ik zal u goederen in Egypteland geven, zodat gij eten zult het vette in het land.19 En gebied hun: Doet alzo: neemt tot u uit Egypteland wagens voor uwe kinderkens en vrouwen, en voert uwen vader herwaarts en komt.20 En ziet uw huisraad niet aan, want de goederen van geheel Egypteland zullen voor u zijn.21 En de zonen Israls deden alzo; en Jozef gaf hun wagens, naar Farao's bevel, en teerkost op den weg,22 en gaf aan ieder van hen allen een feestkleed; maar aan Benjamin gaf hij driehonderd zilverlingen en vijf feestklederen.23 En aan zijnen vader zond hij daarbij tien ezels, beladen met goederen van Egypte en tien ezelinnen met koren en brood en spijs voor zijnen vader op den weg.24 Alzo liet hij zijne broeders gaan, en zij trokken heen; en hij sprak tot hen: Twist niet met elkander op den weg.

25 Alzo trokken zij op uit Egypte, en kwamen in het land Kanan tot hunnen vader Jakob,26 en verkondigden hem en zeiden: Jozef leeft nog, en is een heer in geheel Egypteland. Maar zijn hart dacht geheel anders, want hij geloofde hen niet.27 Toen zeiden zij hem al de woorden van Jozef, welke hij tot hen gesproken had; en toen hij de wagens zag, welke Jozef hem gezonden had om hem te vervoeren, toen werd de geest van hunnen vader Jakob levendig,28 en Isral sprak: Het is genoeg! Jozef, mijn zoon, leeft nog! Ik zal heengaan en hem zien, eer ik sterf.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile