Lectionary Calendar
Sunday, December 22nd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Genesis 35

1 En God sprak tot Jakob: Maak u op en trek naar Beth-El, en woon aldaar; en maak aldaar een altaar voor dien God, die u verscheen, toen gij vloodt voor uwen broeder Esau.2 Toen sprak Jakob tot zijn huisgezin en tot allen, die met hem waren: doet van u weg de vreemde goden, die onder u zijn, en reinigt u, en verandert uwe klederen;3 en maken wij ons op en trekken wij naar Beth-El, opdat ik aldaar een altaar stichte voor dien God, die mij verhoord heeft in den tijd mijner droefenis, en met mij geweest is op den weg, dien ik getrokken ben.4 Toen gaven zij hem alle vreemde goden, die onder hunne handen waren, en hunne oorringen; en hij begroef ze onder een eik, die bij Sichem stond.5 En zij trokken uit; en de vreze Gods kwam over de steden, die rondom hen lagen, zodat zij Jakobs zonen niet najoegen.

6 Alzo kwam Jakob te Luz in het land Kanan, dat Beth-El genaamd is, alsmede al het volk, dat met hem was;7 en hij bouwde aldaar een altaar, en noemde de plaats El-Beth-El, omdat God aldaar aan hem geopenbaard werd, toen hij voor zijnen broeder vlood.8 Toen stierf Debora, Rebekka's voedster, en werd begraven onder Beth-El, onder den eik; en die werd genoemd de Klaageik.9 En God verscheen Jakob wederom, nadat hij uit Mesopotami gekomen was; en Hij zegende hem,10 en sprak tot hem: Gij heet Jakob, doch gij zult niet meer Jakob heten, maar Isral zal uw naam zijn; en alzo noemt men hem Isral.11 En God sprak tot hem: Ik ben de almachtige God: wees vruchtbaar en vermenigvuldig u; een volk en ene menigte van volken zullen van u komen, en koningen zullen uit uwe lendenen voortkomen.12 En dit land, hetwelk Ik Abraham en Isak gegeven heb, wil Ik u geven, en zal het uwen zade geven na u.13 Alzo voer God van hem op, van die plaats, waar Hij met hem gesproken had.14 Jakob nu richtte een stenen teken op aan die plaats, waar Hij met hem gesproken had, en plengde drankoffer daarop en begoot het met olie;15 en Jakob noemde de plaats, waar God met hem gesproken had, Beth-El.

16 En zij trokken van Beth-El; en toen men nog een stadie van Efratha was, baarde Rachel; en zij had het hard bij het baren.17 Toen zij het nu zo hard had in het baren, sprak de vroedvrouw tot haar: Vrees niet, want gij zult weder een zoon hebben.18 Maar toen haar de ziel uitging, want zij was stervende, noemde zij hem Benni; maar zijn vader noemde hem Benjamin.19 Aldus stierf Rachel; en zij werd begraven aan den weg naar Efratha, dat nu Bethlehem heet.20 En Jakob richtte een teken op boven haar graf; dat is het grafteken van Rachel tot op dezen dag.

21 En Isral trok uit, en richtte ene hut op aan gene zijde van den toren Eder.22 En het gebeurde, toen Isral in dat land woonde, dat Ruben heenging en lag bij Bilha, zijns vaders bijwijf; en dat kwam Isral ter ore. Jakob nu had twaalf zonen.23 De zonen van Lea waren dezen: Ruben, Jakobs eerstgeboren zoon, Simeon, Levi, Juda, Issaschar en Zebulon.24 De zonen van Rachel waren: Jozef en Benjamin.25 De zonen van Bilha, Rachels dienstmaagd: Dan en Naftali.26 De zonen van Zilpa, Lea's dienstmaagd: Gad en Aser. Dit zijn Jakobs zonen, die hem geboren zijn in Mesopotami.27 En Jakob kwam tot zijnen vader Isak naar Mamr te Kirjath-Arba, dat is Hebron, waar Abraham en Isak vreemdelingen geweest zijn.28 En Isak werd honderd en tachtig jaar oud,29 en nam af en stierf, en werd verzameld tot zijn volk, oud en verzadigd van leven, en zijne zonen Esau en Jakob begroeven hem.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile