Lectionary Calendar
Sunday, December 22nd, 2024
the Fourth Week of Advent
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Read the Bible

Gereviseerde Lutherse Vertaling

Genesis 31

1 Toen kwamen de woorden van Labans zonen hem ter ore, dat zij spraken: Jakob heeft al het goed onzes vaders aan zich gebracht, en van onzes vaders goed heeft hij al dezen rijkdom verkregen.2 En Jakob zag Labans aangezicht aan, en zie, het was niet jegens hem als gisteren en eergisteren.3 En de Heer sprak tot Jakob: Trek weder naar het land uwer vaderen en tot uwe maagschap; Ik zal met u zijn.4 Toen zond Jakob heen en liet Rachel en Lea roepen naar het veld bij zijne kudde,5 en sprak tot haar: Ik zie uws vaders aangezicht, dat het jegens mij niet is gelijk gisteren en eergisteren; maar de God mijns vaders is met mij geweest.6 En gij weet, dat ik met al mijn vermogen uw vader gediend heb.7 En hij heeft bedrieglijk met mij gehandeld, en nu tienmaal mijn loon veranderd; maar God heeft het hem niet toegelaten, dat hij mij schade deed.8 Wanneer hij sprak: De bonte zullen uw loon zijn, zo droeg de gehele kudde bonte; en wanneer hij sprak: De gesprenkelde zullen uw loon zijn, zou droeg de gehele kudde gesprenkelde.9 Alzo heeft God de goederen uws vaders hem ontrukt en ze aan mij gegeven.10 Want als de tijd des parens kwam, hief ik mijne ogen op en zag in een droom, en zie, de bokken sprongen op de gesprenkelden, geplekten en bonten der kudde.11 En de Engel Gods sprak tot mij in een droom: Jakob! En ik antwoordde: Hier ben ik.12 En hij sprak: Hef uwe ogen op en zie, alle bokken, springen op de gesprenkelden, geplekten en bonten der kudde; want Ik heb alles gezien wat Laban u doet.13 Ik ben de God van Beth-El, waar gij den steen gezalfd en waar gij Mij ene gelofte gedaan hebt. Nu, maak u op en trek uit dit land, en trek weder in het land uwer maagschap.14 Toen antwoordden Rachel en Lea en spraken tot hem: Wij hebben immers geen deel noch erf meer in onzes vaders huis.15 Hij heeft ons gehouden als vreemden; want hij heeft ons verkocht, en ons loon verteerd.16 Daarom heeft God onzen vader zijnen rijkdom ontrukt voor ons en onze kinderen; nu dan, al wat God u gezegd heeft, doe dat.

17 Alzo maakte Jakob zich op en laadde zijne kinderen en vrouwen op kamelen,18 en voerde al zijn vee weg, en al zijne have, welke hij in Mesopotami verworven had, om tot zijnen vader Isak te komen in het land Kanan.19 Laban nu was gegaan om zijne kudde te scheren. En Rachel stal de afgoden haars vaders.20 Alzo ontstal Jakob zich aan het hart van Laban, den Syrir, daarmede, dat hij hem niet bekend maakte, dat hij vlood.21 Alzo vlood hij en al wat het zijne was, en hij maakte zich op en trok de rivier over, en keerde zijn aangezicht naar het gebergte Gilead.22 Ten derden dage werd het Laban gezegd, dat Jakob gevloden was.23 En hij nam zijne broeders tot zich en joeg hem achterna, zeven dagreizen ver, en haalde hem in op het gebergte Gilead.24 Maar God kwam tot Laban, den Syrir, in een droom des nachts, en sprak tot hem: Wacht u, dat gij met Jakob niet anders spreekt dan vriendelijk.

25 En Laban naderde Jakob; Jakob nu had zijne hut opgeslagen op het gebergte, en Laban met zijne broeders sloeg zijne tenten ook op op het gebergte Gilead.26 Toen sprak Laban tot Jakob: Wat hebt gij gedaan, dat gij u aan mijn hart ontstolen hebt, en hebt mij mijne dochters ontvoerd, even alsof zij door het zwaard gevangen waren?27 Waarom zijt gij heimelijk gevloden en hebt u aan mij ontstolen, en hebt het mij niet te kennen gegeven, opdat ik u geleid had met vreugde, met zingen, met trommels en harpen?28 En gij hebt mij mijne kinderen en dochters niet laten kussen? Nu, gij hebt dwaas gedaan.29 En ik had wel zoveel macht, dat ik u kwaad had kunnen doen; maar de God uws vaders heeft gisteren tot mij gezegd: Wacht u, dat gij met Jakob niet anders dan vriendelijk spreekt.30 En dewijl gij dan toch vertrekken wilt en zozeer verlangt naar uws vaders huis, waarom hebt gij mijne goden gestolen?31 Jakob antwoordde en sprak tot Laban: Ik vreesde en dacht, dat gij mij uwe dochters zoudt onttrekken.32 Maar bij wien gij uwe goden vindt, die sterve hier voor onze broeders; zoek het uwe bij mij en neem het weg. Maar Jakob wist niet, dat Rachel ze gestolen had.33 Toen ging Laban in de hut van Jakob en Lea, en van de beide dienstmaagden, en vond niets en hij ging uit Lea's hut in de hut van Rachel.34 Toen nam Rachel de afgoden en verborg ze onder het zadeltuig der kamelen, en ging daarop zitten; en Laban doorzocht de gehele hut en vond niets.35 Toen sprak zij tot haren vader: Mijn heer, wees niet toornig, omdat ik voor u niet kan opstaan; want het gaat mij naar de wijze der vrouwen. Alzo vond hij de afgoden niet, hoezeer hij ook zocht.

36 En Jakob werd toornig en bestrafte Laban, en sprak tot hem: Wat heb ik misdaan of waarin gezondigd, dat gij mij zo vijandig zijt?37 Gij hebt al mijn huisraad betast: wat hebt gij van uw huisraad gevonden? Leg het hier voor mijne en uwe broeders neder, opdat zij tussen ons beiden richten.38 Deze twintig jaren ben ik bij u geweest: uwe schapen en geiten zijn niet onvruchtbaar geweest; de rammen uwer kudde heb ik nooit gegeten;39 wat de dieren verscheurden en ik u niet bracht, dat moest ik u betalen; gij hebt het van mijne hand geist, hetzij dat het mij bij dag of bij nacht ontstolen was.40 Des daags versmachtte ik van hitte en des nachts van koude, en geen slaap kwam in mijne ogen.41 Alzo heb ik deze twintig jaren in uw huis gediend, veertien om uwe dochters en zes om uwe kudde; en gij hebt mijn loon tienmaal veranderd.42 En was de God mijns vaders, de God van Abraham, Hij, dien ook Isak vreesde, niet op mijne zijde geweest, gij hadt mij ledig laten heentrekken; maar God heeft mijne ellende en moeite aangezien en heeft u gisteren bestraft.

43 Laban antwoordde en sprak tot Jakob: Deze dochters zijn mijne dochters, en deze kinderen zijn mijne kinderen, en deze kudden zijn mijne kudden, en al wat gij ziet, dat is het mijne: wat kan ik heden aan mijne dochters of hare kinderen, die zij gebaard hebben, doen?44 Kom dan en laat ons een verbond maken, ik en gij, hetwelk tot een getuigenis zij tussen mij en u.45 Toen nam Jakob een steen en richtte dien op tot een teken;46 en hij sprak tot zijne broeders: Raapt stenen op; en zij namen stenen en maakten een hoop, en zij aten op dien hoop.47 En Laban noemde hem Jegar-Sahadutha, maar Jakob noemde hen Gal-Ed.48 Toen sprak Laban: Deze hoop zij heden ten getuige tussen mij en u. Daarom noemde men hem Gal-Ed.49 En hij zij tot een wachttoren; want hij sprak: De Heer zie daarin tussen mij en u, wanneer wij van elkander komen.50 Zo gij mijne dochters enig leed aandoet, of andere vrouwen daarbij neemt, behalve mijne dochters; al is er dan geen mens bij ons, zie, God is getuige tussen mij en u.51 En Laban sprak verder tot Jakob: Zie, dit is de hoop, en dit is het teken, hetwelk ik opgericht heb tussen mij en u.52 Deze hoop zij getuige en dit teken zij ook getuige, dat ik niet overkomen zal tot u, noch gij overkomen zult tot mij, voorbij dezen hoop en dit teken, om elkander te benadelen.53 De God van Abraham en de God van Nahor en de God hunner vaderen zij rechter tussen ons. En Jakob zwoer hem bij Dien, dien zijn vader Isak vreesde.54 En Jakob offerde op het gebergte, en nodigde zijne broeders ten eten; en toen zij gegeten hadden, bleven zij op het gebergte overnachten.55 Maar des morgens stond Laban vroeg op, kuste zijne kinderen en dochters en zegende hen, en hij trok heen en kwam weder aan zijne plaats.

 
adsfree-icon
Ads FreeProfile