the Week of Proper 28 / Ordinary 33
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Genesis 29
1 Toen lichtte Jakob zijne voeten op en ging naar het land, dat oostwaarts ligt,2 en zag om, en zie, daar was een put op het veld; en zie, drie kudden schapen lagen daarbij, want uit dien put plachten zij de kudden te drenken; en er lag een grote steen op den mond van den put;3 en zij plachten al de kudden aldaar te vergaderen, en den steen van den mond des puts af te wentelen, en de schapen te drenken, en legden dan den steen weder op den mond des puts, op zijne plaats.4 En Jakob sprak tot hen: Lieve broeders! van waar zijt gij? Zij antwoordden: Wij zijn van Haran.5 En hij sprak tot hen: Kent gij ook Laban, Nahors zoon? Zij antwoordden: Wij kennen hem.6 Hij sprak: Gaat het hem nog wl? Zij antwoordden: Het gaat hem wl; en zie, daar komt zijne dochter Rachel met de schapen.7 En hij sprak: Het is nog hoog dag, en het is nog geen tijd om het vee binnen te drijven: drenkt de schapen, en gaat heen en weidt ze.8 Zij antwoordden: Wij kunnen niet, voordat al de kudden te zamen gebracht worden en wij den steen van den mond des puts afwentelen, en alzo de schapen drenken.
9 En terwijl hij nog met hen sprak, kwam Rachel met de schapen haars vaders, want zij hoedde de schapen.10 Toen nu Jakob Rachel zag, de dochter van Laban, zijn moeders broeder, en de schapen van Laban, zijns moeders broeder, trad hij toe en wentelde den steen af van den mond des puts, en drenkte de schapen van Laban, zijns moeders broeder.11 En hij kuste Rachel, en weende overluid;12 en hij zeide haar, dat hij haars vaders broeder was, en de zoon van Rebekka. Toen liep zij heen en zeide het aan haren vader.13 Toen nu Laban hoorde van Jakob, zijns zusters zoon, liep hij hem te gemoet, en omhelsde en kuste hem, en bracht hem in zijn huis. Toen verhaalde hij aan Laban al deze dingen.14 Toen sprak Laban tot hem: Welaan, gij zijt mijn gebeente en mijn vlees. En als hij een maand lang bij hem geweest was,
15 sprak Laban tot Jakob: Schoon gij mijn broeder zijt, zoudt gij mij daarom voor niet dienen? Zeg, wat uw loon zal zijn.16 Laban nu had twee dochters, de oudste genaamd Lea, en de jongste Rachel.17 Maar Lea had een zwak gezicht, Rachel daarentegen was schoon van gestalte en schoon van aangezicht.18 En Jakob kreeg Rachel lief, en sprak: Ik wil u zeven jaren dienen om Rachel, uwe jongste dochter.19 Laban antwoordde: Het is beter, dat ik haar u geef, dan aan een ander: blijf bij mij.20 Alzo diende Jakob om Rachel zeven jaren; en zij schenen hem enkele dagen te zijn, zo lief had hij haar.21 En Jakob sprak tot Laban: Geef mij mijne huisvrouw, want het is nu de tijd, dat ik tot haar ga.22 Toen nodigde Laban al de lieden van die plaats, en maakte een bruilofsmaaltijd.23 Maar des avonds nam hij zijn dochter Lea, en bracht haar tot hem binnen en hij ging tot haar.24 En Laban gaf zijne dienstmaagd Zilpa aan zijne dochter Lea tot ene dienstmaagd.25 Maar des morgens, zie, toen was het Lea. En hij sprak tot Laban: Waarom hebt gij mij dat gedaan? Heb ik u niet gediend om Rachel? Waarom hebt gij mij dan bedrogen?26 Laban antwoordde: Het is niet de gewoonte in ons land, dat men de jongste geve Vr de oudste.27 Houd met deze de week uit; dan zal ik u de andere ook geven, voor den dienst, dien gij Ng zeven jaren bij mij dienen zult.28 Jakob deed zo, en hield de week uit. Toen gaf hij hem Rachel, zijne dochter, tot vrouw.29 En hij gaf zijne dienstmaagd Bilha aan zijne dochter Rachel tot ene dienstmaagd.30 Alzo ging hij ook tot Rachel; en hij had Rachel liever dan Lea, en diende bij hem ook de andere zeven jaren.
31 Toen nu de Heer zag, dat Lea ongeacht was, maakte hij haar vruchtbaar en Rachel onvruchtbaar.32 En Lea werd zwanger en baarde een zoon; dien noemde zij Ruben, en sprak: De Heer heeft mijne ellende aangezien, nu zal mijn man mij liefhebben.33 En zij werd wederom zwanger en baarde een zoon, en sprak: De Heer heeft gehoord, dat ik ongeacht ben, en heeft mij dezen k gegeven; en zij noemde hem Simeon.34 Wederom werd zij zwanger en baarde een zoon, en sprak: Nu zal mijn man zich weder bij mij voegen, want ik heb hem drie zonen gebaard; daarom noemde zij hem Levi.35 Ten vierden male werd zij zwanger en baarde een zoon, en sprak: Nu zal ik den Heer danken; daarom noemde zij hem Juda. En zij hield op kinderen te baren.