the Week of Proper 28 / Ordinary 33
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Genesis 28
1 Toen riep Isak zijnen zoon Jakob en zegende hem, en hij gebood hem en sprak tot hem: Neem geen vrouw van de dochteren Kanans:2 maar maak u op en trek naar Mesopotami, naar het huis van Bethul, den vader uwer moeder; en neem u aldaar ene vrouw van de dochters van Laban, uws moeders broeder.3 En de almachtige God zegene u en make u vruchtbaar en vermenigvuldige u, zodat gij tot een menigte volkeren wordt;4 en Hij geve u den zegen van Abraham, u en uwen zade met u, opdat gij het land bezit, in hetwelk gij een vreemdeling zijt, hetwelk God aan Abraham gegeven heeft.5 Dus zond Isak Jakob heen, om naar Mesopotami te trekken tot Laban, Bethuls zoon, in Syri, den broeder van Rebekka, zijne en Esau's moeder.
6 Toen nu Esau zag, dat Isak Jakob gezegend en naar Mesopotami gezonden had om aldaar ene vrouw te nemen: en dat hij, toen hij hem zegende, hem gebood en sprak: Gij zult geen vrouw nemen van de dochteren Kanans;7 en dat Jakob zijnen vader en zijne moeder gehoorzaam was en naar Mesopotami trok;8 ook zag, dat Isak, zijn vader, de dochteren Kanans niet gaarne zag,9 toen ging hij heen tot Ismal, en nam, behalve de vrouwen, welke hij te voren had, Mahalath, de dochter van Ismal, Abrahams zoon, de zuster van Nebajoth, tot vrouw.
10 En Jakob trok uit van Ber-Sba en reisde naar Haran,11 en kwam aan ene plaats; daar bleef hij den nacht over, want de zon was ondergegaan; en hij nam een steen van die plaats, en legde dien onder zijn hoofd; en hij legde zich te slapen op die plaats.12 En hij droomde, en zie, ene ladder stond op de aarde, die met het boveneinde aan den hemel raakte; en zie, de Engelen Gods klommen daarbij op en neder.13 En de Heer stond er bovenop en sprak: Ik ben de Heer, de God Abrahams, uws vaders, en de God Isaks: het land, op hetwelk gij ligt, wil Ik u en uwen zade geven.14 En uw zaad zal worden als het stof der aarde, en gij zult uitgebreid worden naar het westen, oosten, noorden en zuiden; en door u en uw zaad zullen alle geslachten op aarde gezegend worden.15 En zie, Ik ben met u, en zal u behoeden, waar gij heentrekt, en zal u weder brengen in dit land; want Ik zal u niet verlaten, totdat Ik zal gedaan hebben wat Ik u gezegd heb.
16 Toen nu Jakob van zijnen slaap ontwaakte, sprak hij: Gewisselijk is de Heer aan deze plaats, en ik wist het niet.17 En hij was bevreesd en sprak: Hoe heilig is deze plaats! Hier is niet anders dan een huis Gods, en hier is de poort des hemels.18 En Jakob stond des morgens vroeg op, en nam den steen, dien hij onder zijn hoofd gelegd had, en richtte hem op tot een teken, en goot er olie bovenop;19 en noemde de plaats Beth-El, te voren nochtans heette zij de stad Luz.20 En Jakob deed een gelofte en sprak: Zo God met mij zal zijn, en mij behoeden op den weg, dien ik reis, en mij brood zal geven om te eten en klederen om aan te trekken,21 en mij in vrede weder naar huis tot mijnen vader zal brengen: zo zal de Heer mijn God zijn,22 en deze steen, dien ik opgericht heb tot een teken, zal een huis Gods worden, en al wat Gij mij geeft, daarvan zal ik U de tienden geven.